In deze zaak heeft eiseres op 12 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel, ingediend op 16 juni 2022. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig was toegewezen en nu definitief is toegewezen, zodat er geen griffierecht wordt geheven.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiseres rechtsgeldig verweerder in gebreke heeft gesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit te nemen, en bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442,- en proceskosten van € 418,50 aan eiseres.
De rechtbank benadrukt dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van bijzondere omstandigheden, wat aanleiding geeft om een langere beslistermijn op te leggen. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.