ECLI:NL:RBDHA:2023:6032
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft eerder verzocht om vrijstelling van griffierecht, maar dit verzoek werd voorlopig afgewezen. Eiseres heeft het griffierecht op 12 april 2023 betaald.
De rechtbank constateert dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de mvv-aanvraag, die op 29 augustus 2022 was ingediend, is verstreken. Verweerder had uiterlijk op 1 maart 2023 een besluit moeten nemen. Eiseres heeft verweerder op 3 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 17 maart 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen en een rechterlijke dwangsom op te leggen voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 7.500. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 418,50 aan eiseres. Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 vergoeden.