ECLI:NL:RBDHA:2023:6037

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
NL23.2542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres op 27 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb. Eiseres heeft haar aanvraag op 11 mei 2022 ingediend, en verweerder heeft de beslistermijn van 90 dagen met drie maanden verlengd. Eiseres heeft verweerder op 18 november 2022 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding, tot een maximum van € 7.500. Tevens moet verweerder het griffierecht van € 184 vergoeden en wordt hij veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.2542

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseresv-nummer: [nummer] namens haar minderjarige zoon, [naam 1],

(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 27 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag houdt naar zijn aard in dat eiseres zich niet kan verenigen met het niet binnen de beslistermijn nemen van een besluit op de aanvraag. Nu eiseres daarbij geen nadere beroepsgronden heeft ingediend, kan de rechtbank daarom in elk geval uitspraak doen over de vraag of de beslistermijn is verstreken.
3. De aanvraag ten behoeve van eiseres is ingediend op 11 mei 2022. Verweerder heeft de beslistermijn van 90 dagen met drie maanden verlengd op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft verweerder op 18 november 2022, dus na het verstrijken van die termijn, in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Het beroep is daarmee kennelijk gegrond.
4. Nu verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. In beginsel legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen het bestuursorgaan een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
5. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023. [1] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen.
6. Om te bepalen welke termijn verweerder moet worden gegund om alsnog tot een besluit te komen, wordt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juli 2020 [2] als uitgangspunt genomen. In deze uitspraak is geoordeeld dat de te bepalen nadere beslistermijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort mag zijn.
7. In het geval van eiseres dient er gelet op het dossier van uit te worden gegaan dat verweerder nog niet is aangevangen met een behandeling van de aanvraag. In dergelijke gevallen bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen twintig weken na de dag na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
8. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden. Daarbij geldt een maximum van € 7.500.
9. Omdat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden.
10. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten.. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrechter voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van eiseres;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.