ECLI:NL:RBDHA:2023:6172

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
NL23.2056
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank Den Haag heeft op 25 april 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting heeft geoordeeld. Eiseres had haar mvv-aanvraag op 14 april 2022 ingediend, en de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had de beslistermijn verlengd naar zes maanden. Dit betekende dat verweerder uiterlijk op 14 oktober 2022 een besluit had moeten nemen. De rechtbank constateert dat deze termijn is verstreken en dat eiseres op 31 oktober 2022 rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Op 23 januari 2023 heeft zij beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en draagt verweerder op om binnen twintig weken na de verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 418,50, evenals de vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 184.

De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat informatie over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak binnen zes weken na verzending. De rechtbank heeft in deze uitspraak ook verwezen naar relevante artikelen uit de Awb en de Vreemdelingenwet 2000.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2056

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Griffierecht
1. Van de indiener van een beroepschrift bij de bestuursrechter wordt griffierecht geheven. Eiseres heeft dit griffierecht betaald.
Niet tijdig beslissen
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Eiseres heeft de mvv-aanvraag ingediend op 14 april 2022. Verweerder moet binnen 90 dagen op deze aanvraag beslissen. [1] Bij brief van 28 april 2022 heeft verweerder de beslistermijn verlengd naar zes maanden. Verweerder had dus uiterlijk op 14 oktober 2022 een besluit moeten nemen. De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is verstreken. Eiseres heeft verweerder op 31 oktober 2022 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 23 januari 2023 heeft zij beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep meer dan twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
Nadere termijn voor het nemen van een besluit en rechterlijke dwangsom
4. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen vier weken alsnog een besluit te nemen en een rechterlijke dwangsom op te leggen voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven.
5. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
6. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering hiervan naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023. [2] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan vier weken op te leggen.
7. Om te bepalen welke termijn verweerder moet worden gegund om alsnog tot een besluit te komen, wordt de uitspraak van de Afdeling [3] van 8 juli 2020 [4] als uitgangspunt genomen. In deze uitspraak is geoordeeld dat de te bepalen nadere beslistermijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort mag zijn.
8. In het geval van eiseres dient er gelet op het dossier vanuit te worden gegaan dat verweerder nog niet naar de aanvraag heeft gekeken. In dergelijke gevallen bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
9. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiseres verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Bestuurlijke dwangsom en proceskosten
10. Eiseres verzoekt de rechtbank om de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen en om verweerder te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten.
11. De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, zodat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
12. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
 draagt verweerder op om binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van eiseres;
 bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
 veroordeelt verweerder tot betaling aan eiseres van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442 (veertienhonderdtweeënveertig euro);
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.