In deze zaak heeft eiseres op 27 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis bij haar echtgenoot. De rechtbank heeft op 25 april 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiseres tijdig in beroep is gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. Eiseres heeft verweerder op 2 februari 2023 in gebreke gesteld, waarna het beroep is ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en draagt verweerder op om binnen twaalf weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen en € 418,50 aan proceskosten aan eiseres.