ECLI:NL:RBDHA:2023:6207
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, van Congolese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 mei 2022 was afgewezen. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt en op 5 mei 2022 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, hangende het bezwaar. De Staatssecretaris heeft op 6 december 2022 op het bezwaarschrift beslist, maar verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat, aangezien verzoeker geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de beslissing op het bezwaarschrift, de vereiste connexiteit aan het verzoek om voorlopige voorziening is komen te ontvallen. Hierdoor is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.