ECLI:NL:RBDHA:2023:6363

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 6431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen een vooraankondiging van een boete door DUO

In deze zaak heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen een brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin een voorlopige boete van € 1.250,- werd aangekondigd. De brief, gedateerd op 5 juli 2022, werd door verweerder niet als een besluit aangemerkt, omdat er nog geen definitieve boete was opgelegd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de brief niet voldeed aan de criteria van een besluit volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat de brief slechts een voornemen tot het opleggen van een boete bevatte en dat er geen rechtsgevolgen aan verbonden waren. Hierdoor was het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard door verweerder, wat de rechtbank bevestigde. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder in de proceskosten van eiseres moest worden veroordeeld, omdat de formulering van de brief verwarring kon veroorzaken. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 1.674,- en droeg verweerder op het griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals op 1 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6431

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Bouwhuys).

Procesverloop

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de brief van verweerder van 5 juli 2022 waarin onder meer is vermeld: “U krijgt een boete van DUO. De hoogte van de boete wordt voorlopig € 1.250,-. Het bedrag van de boete wordt bepaald door de gegevens die DUO van u heeft.”
Met het besluit van 30 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2023 via een beeldverbinding. Daaraan namen deel de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft de bezwaren van eiseres tegen de brief van 5 juli 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat in die brief nog geen definitieve boete is opgelegd. Deze brief is niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze brief nog geen rechtsgevolgen heeft. Tegen deze brief kan dan ook volgens verweerder op grond van artikel 8:1 in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb geen bezwaar worden gemaakt.
Deze zaak gaat over de vraag of de brief van 5 juli 2022 een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is.
Wat vindt eiseres?
2. Eiseres vindt dat de brief van 5 juli 2022 zo is geformuleerd dat daarbij wel een definitieve boete is opgelegd. In de brief wordt geoordeeld dat eiseres niet op tijd heeft voldaan aan de inburgeringsplicht en dat haar daarom een boete wordt opgelegd. Dit zijn duidelijke oordelen over de rechtspositie van eiseres, in het bijzonder over haar plichten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3.1.
In de kop van de brief van 5 juli 2022 heeft verweerder vermeld dat deze brief betreft: “vooraankondiging termijnoverschrijding”. Verweerder vermeldt in die brief verder dat eiseres een boete krijgt van voorlopig € 1.250,00, maar dat het bedrag van de boete wordt bepaalt door de gegevens die DUO van haar heeft. Verder is vermeld dat zij voorlopig 2 jaar extra tijd krijgt om te voldoen aan haar inburgeringsplicht wat betekent dat zij voorlopig tot en met 5 juli 2024 de tijd heeft om in te burgeren. Tevens is vermeld dat zij kan vragen om een telefonisch gesprek met DUO (een hoorzitting) waarin zij kan uitleggen waarom zij nog niet is ingeburgerd. Onder de brief staat geen bezwaarclausule.
3.2.
Zoals de hoogste bestuursrechter al eerder heeft geoordeeld [1] - over een eerdere grotendeels vergelijkbare versie van de brief - is de brief ongelukkig geformuleerd en is voorstelbaar dat deze tot verwarring kan leiden, maar blijkt uit de context waarin de mededeling dat ‘eiseres een boete krijgt van DUO’ is gedaan dat de boete nog niet definitief is. Het gaat om een voornemen om een boete op te leggen. Daarom is deze brief geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
3.3.
Verweerder heeft daarom het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
3.4.
De rechtbank ziet wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres en tot vergoeding van het griffierecht. De hoogste bestuursrechter heeft al in 2018 geoordeeld dat de brief ongelukkig is geformuleerd en dat deze tot verwarring kan leiden. Zoals ter zitting is gebleken, is de brief is ten opzichte van 2018 niet wezenlijk gewijzigd. De brief vermeldt nog steeds in de tweede alinea: “U krijgt een boete van DUO.” Ook in het bestreden besluit heeft verweerder niet uitgelegd waarom hij de brief niet aanmerkt als een besluit. Dat eiseres beroep heeft ingesteld komt dus mede door de door verweerder gewekte verwarring, waar verweerder al in 2018 op is gewezen.
De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1300