ECLI:NL:RBDHA:2023:6405

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
SGR 22/4684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing voortzetting uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag en AOW-gat compensatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een burgerambtenaar van Defensie en de staatssecretaris van Defensie. De eiser, die met functioneel leeftijdsontslag is gegaan, verzocht om voortzetting van zijn uitkering tot zijn AOW-gerechtigde leeftijd. De staatssecretaris had eerder zijn verzoek om voortzetting van de FLO-uitkering afgewezen, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in 2017 ontslag heeft gekregen en dat zijn FLO-uitkering op 1 november 2020 is beëindigd. Eiser ontving aansluitend een ouderdomspensioen en had recht op een AOW-gat compensatie. De eiser betoogde dat de staatssecretaris ten onrechte onderscheid maakte tussen ambtenaren die voor en na 1 januari 2018 ontslag hadden gekregen, en dat hij niet goed was voorgelicht over de gevolgen van de regeling.

De rechtbank overwoog dat de beëindiging van de FLO-uitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd zonder nadere voorziening een verboden onderscheid naar leeftijd kan opleveren. Echter, de rechtbank oordeelde dat de AOW-gat compensatie van 100% van de gerechtvaardigde aanspraak voldoende was om de gevolgen van het onderscheid te compenseren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt de rol van de sociale partners in het maken van arbeidsvoorwaardelijke keuzes en de terughoudendheid van de rechtbank in het toetsen van deze keuzes. De rechtbank oordeelde dat de compensatie in overeenstemming was met de rechtspraak en dat de beroepsgronden van de eiser niet slaagden. De eiser werd in het ongelijk gesteld en de staatssecretaris hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4684

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Rikhof).

Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om zijn uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag door te laten lopen tot zijn AOW-gerechtigde leeftijd afgewezen.
Bij besluit van 29 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, vergezeld van de heer [naam 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van de heer [naam 2].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser was als burgerambtenaar werkzaam bij het ministerie van Defensie. Aan hem is met ingang van 1 januari 2017 ontslag verleend wegens vervroegd uittreden (functioneel leeftijdsontslag). [1] Bij besluit van 4 augustus 2016 (het toekenningsbesluit) heeft verweerder eiser een uitkering toegekend vanaf 1 januari 2017 tot de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt (de FLO-uitkering). De FLO-uitkering is gefinancierd deels door de werkgever en deel door eisers ABP KeuzePensioen (ouderdomspensioen). De FLO-uitkering is in eisers geval beëindigd op 1 november 2020. [2]
2. Aansluitend op de FLO-uitkering ontvangt eiser een ouderdomspensioen en heeft verweerder hem een AOW-gat compensatie van 100% van eisers gerechtsvaardigde aanspraak toegekend met ingang van 5 oktober 2020, omdat eiser na zijn 65ste tot de dag van zijn AOW-uitkering te maken had met een terugval in zijn pensioeninkomen door het verhogen van de AOW-gerechtigde leeftijd. Met het besluit van 3 februari 2021 is de AOW-compensatie voor eiser vastgesteld op € 2.079,57 bruto per maand met ingang van 5 oktober 2020. Deze compensatie bestaat uit de volgende drie componenten:
  • een bruto tegemoetkoming van € 1.123,13 wat een netto uitkering oplevert die even hoog is als de netto AOW-uitkering inclusief vakantiegeld;
  • een financiële compensatie van € 910,16 voor het eventueel eerder, bij 65 jaar, laten ingaan van het ABP-ouderdomspensioen (ongeacht of het pensioen daadwerkelijk eerder ingaat);
  • een aanvullende compensatie tot 100% van de gerechtvaardigde aanspraak van in dit geval € 46,28.
Onder voorbehoud van onder meer persoonlijke inhoudingen is het netto maandinkomen van eiser daarmee € 2.314,11 (het ouderdomspensioen en het AOW-gat compensatie) en bedraagt daarmee 100% van zijn gerechtvaardigde aanspraak € 2314,04.
3. Eiser heeft op 1 november 2021 verweerder verzocht om de FLO-uitkering tot aan zijn AOW-gerechtigde leeftijd toe te kennen – in zijn geval mei 2022 – en daarmee terug te komen op de stopzetting per 5 oktober 2020. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen en deze afwijzing in bezwaar gehandhaafd.
Waarom is eiser het niet eens met verweerder?
4. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte onderscheid maakt tussen ambtenaren aan wie voor en na 1 januari 2018 ontslag is verleend, nu bij ambtenaren aan wie na 1 januari 2018 ontslag is verleend de FLO-uitkering doorloopt tot en met de AOW-gerechtigde leeftijd. Verder betoogt eiser dat met de regeling zijn pensioen te zwaar wordt belast en hij hierover niet goed is voorgelicht door verweerder. Tot slot dient verweerder de AOW-compensatie uit te betalen zoals berekend in het besluit van 3 februari 2021. Dat deze berekening zou kunnen afwijken, is volgens eiser niet houdbaar omdat het berekende bedrag in september en december 2020 wel daadwerkelijk is uitbetaald.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [3] volgt dat de beëindiging van de FLO-uitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, zonder nadere voorziening een verboden onderscheid naar leeftijd oplevert. Deze rechter heeft echter ook geoordeeld in vergelijkbare zaken dat met een compensatie van 90 % van de gerechtvaardigde aanspraak geen excessief inbreuk (meer) wordt gemaakt op de gerechtvaardigde aanspraak van de betrokken ambtenaar. Onder de gerechtvaardigde aanspraak wordt verstaan het bedrag van de gecombineerde netto AOW- en pensioenuitkeringen die bij 65 jaar zouden zijn uitgekeerd als de AOW- en pensioenleeftijd niet was verhoogd en dus nog steeds 65 jaar zou zijn.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding om in eisers geval anders te oordelen. In dit kader is relevant dat verweerder een AOW-gat compensatie van 100 % van de gerechtvaardigde aanspraak toekent. Zo ook in eisers geval. Dat ambtenaren aan wie na 1 januari 2018 ontslag is verleend tot aan hun pensioengerechtigde leeftijd een FLO-uitkering wordt toegekend, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Verweerder stelt terecht dat de datum van 1 januari 2018 een arbeidsvoorwaardelijke keuze is van de sociale partners, die de rechtbank terughoudend dient te toetsen. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om deze keuze als onredelijk aan te merken. Hoewel er onderscheid naar leeftijd wordt gemaakt, worden de nadelige gevolgen van de ambtenaren die vóór 1 januari 2018 functioneel leeftijdsontslag hebben gekregen, zoals eiser, gecompenseerd met de AOW-gat compensatie en is deze compensatie in overeenstemming met de hierboven aangehaalde rechtspraak. Dat het ouderdomspensioen van eiser feitelijk lager uitvalt, namelijk € 1.044,63 per maand en niet de € 1.780,- uit de berekening, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft in zijn besluitvorming en op zitting uitgelegd dat deze vermindering het gevolg is van het feit dat op grond van het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie een deel van eisers pensioen is ingezet voor de FLO-uitkering én zijn ex-partner recht heeft op een deel van zijn ouderdomspensioen. Bij brief van 4 augustus 2016 is eiser hierover geïnformeerd. Dat het ABP eiser in september en december 2020 een hoger bedrag heeft uitbetaald, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel omdat deze uitbetalingen dateren van vóór het besluit van 3 februari 2021 en daaraan een andere pensioenberekening ten grondslag lag die naar aanleiding van eisers bezwaar is gecorrigeerd met het besluit van 3 februari 2021. Daar komt bij dat bij de berekeningen – waaronder die in het besluit van 3 februari 2021 – zijn verstrekt met de vermelding dat de daadwerkelijke uitbetaling kan afwijken doordat in de berekening standaard rekening is gehouden met de toepassing van de loonheffingskorting en persoonlijke inhoudingen op het pensioen niet zijn meegenomen.
Wat is de conclusie?
7. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.
8. Verweerder hoeft eiser geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 114, eerste lid, en artikel 171a, tweede lid van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (Bard).
2.Op grond van artikel 9, eerste en vierde lid, van het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie.
3.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 22 februari 2018 en 15 november 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:526 en ECLI:NL:CRVB:2018:3606).