In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een burgerambtenaar van Defensie en de staatssecretaris van Defensie. De eiser, die met functioneel leeftijdsontslag is gegaan, verzocht om voortzetting van zijn uitkering tot zijn AOW-gerechtigde leeftijd. De staatssecretaris had eerder zijn verzoek om voortzetting van de FLO-uitkering afgewezen, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in 2017 ontslag heeft gekregen en dat zijn FLO-uitkering op 1 november 2020 is beëindigd. Eiser ontving aansluitend een ouderdomspensioen en had recht op een AOW-gat compensatie. De eiser betoogde dat de staatssecretaris ten onrechte onderscheid maakte tussen ambtenaren die voor en na 1 januari 2018 ontslag hadden gekregen, en dat hij niet goed was voorgelicht over de gevolgen van de regeling.
De rechtbank overwoog dat de beëindiging van de FLO-uitkering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd zonder nadere voorziening een verboden onderscheid naar leeftijd kan opleveren. Echter, de rechtbank oordeelde dat de AOW-gat compensatie van 100% van de gerechtvaardigde aanspraak voldoende was om de gevolgen van het onderscheid te compenseren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de rol van de sociale partners in het maken van arbeidsvoorwaardelijke keuzes en de terughoudendheid van de rechtbank in het toetsen van deze keuzes. De rechtbank oordeelde dat de compensatie in overeenstemming was met de rechtspraak en dat de beroepsgronden van de eiser niet slaagden. De eiser werd in het ongelijk gesteld en de staatssecretaris hoefde geen proceskosten te vergoeden.