ECLI:NL:RBDHA:2023:6539

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
NL23.11984
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de voortduring van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De eiser, die sinds 21 september 2022 in vreemdelingenbewaring verblijft, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, die op 3 maart 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 mei 2023, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, aangezien de verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van de eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat er na 17 maart 2023 twee vertrekgesprekken hebben plaatsgevonden en dat er een presentatie met de Marokkaanse autoriteiten gepland staat. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vreemdelingenbewaring van eiser al eerder is opgeheven vanwege strafrechtelijke detentie, maar dat de huidige situatie niet leidt tot de conclusie dat er geen zicht op uitzetting is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortduring van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is geweest en dat het beroep van de eiser ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding is eveneens afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11984

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. K.P.E. van Tulden),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. ten Cate).

Procesverloop

Verweerder heeft op 3 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 23 maart 2023 (in de zaak NL23.6661) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 17 maart 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Namens eiser is het volgende aangevoerd. Zoals blijkt uit de voortgangsrapportage is de vreemdelingenbewaring van eiser reeds een aantal keren opgeheven vanwege strafrechtelijke detentie. Eiser zit dan ook, mede ten gevolge van de strafrechtelijke detentie, reeds sinds september 2022 in detentie. Eiser is van mening dat thans niet gesteld kan worden dat verweerder onvoldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt. Wel is er onvoldoende zicht op uitzetting, nu eiser reeds in september 2022 in vreemdelingenbewaring is gesteld en er thans nog geen concrete ontwikkelingen zijn ten aanzien van zijn uitzetting.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan het vertrek van eiser. Hiervoor acht de rechtbank van belang dat verweerder na 17 maart 2023 twee vertrekgesprekken met eiser (die niet meewerkend is) heeft gevoerd, laatstelijk op 19 april 2023 en dat - blijkens de voortgangsrapportage en hetgeen ter zitting door verweerder is aangegeven - daarnaast op 6 april 2023 en 26 april 2023 ook nog schriftelijk door verweerder is gerappelleerd. Verder blijkt dat de Marokkaanse vertegenwoordiging heeft medegedeeld dat zij eiser nogmaals wensen te spreken en dat derhalve op 9 mei 2023 een presentatie in persoon staat gepland.
Verder oordeelt de rechtbank dat in het algemeen zicht op uitzetting naar Marokko niet ontbreekt. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3269). Evenmin zijn er aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat er ook in het individuele geval van eiser geen zicht op uitzetting bestaat. Het enkele feit dat er nog geen lp is afgegeven maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat er in het geheel geen zicht op uitzetting is op afgifte van een lp. Voor de afgifte van een lp is verweerder immers afhankelijk van de medewerking van de Marokkaanse autoriteiten. Het voorgaande maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder vooralsnog in de gelegenheid dient te worden gesteld om de resultaten van de hiervoor genoemde presentie af te wachten.
6. Eiser verblijft sinds 21 september 2022 in vreemdelingenbewaring, die twee keer onderbroken is geweest door strafrechtelijke detentie van totaal ongeveer twee maanden. Dit betekent dat de bewaring van eiser thans ruim zeven maanden duurt. Desondanks is de rechtbank met verweerder van oordeel dat een verlengingsbesluit in onderhavige procedure nu nog niet aan de orde is. De rechtbank verwijst in dat kader naar de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ1336), waarin is overwogen dat de Terugkeerrichtlijn, noch de considerans daarvan, aanknopingspunten biedt op grond waarvan moet worden aangenomen dat bij de beoordeling van de in artikel 15, vijfde en zesde lid, gestelde termijnen tevens de onmiddellijk aan de ter beoordeling staande bewaringsmaatregel voorafgaande periode van aansluitende vreemdelingrechtelijke en strafrechtelijke detentie dient te worden betrokken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft kunnen volstaan met een verzwaarde belangenafweging, zoals gemaakt in de voortgangsrapportage van 20 april 2023. Niet is gebleken dat de verzwaarde belangenafweging niet toereikend is.
7. Tot slot oordeelt de rechtbank dat zij, zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858, gehouden is ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden in het kader van de voortduring van de maatregel van bewaring te toetsen. Ook met inachtneming van deze ambtshalve toetsing ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de voortduring van de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.