ECLI:NL:RBDHA:2023:6540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
NL23.11378
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortduren van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de voortduren van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. Eiser, die sinds 21 december 2022 in vreemdelingenbewaring verblijft, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, die op 2 januari 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgelegd. Eiser stelt dat de maatregel onrechtmatig is, omdat hij al bijna zes maanden in bewaring is en er geen zicht op uitzetting zou zijn. De rechtbank heeft de zaak op 4 mei 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder wel vertegenwoordigd was.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was op het moment van de eerdere toetsing op 20 januari 2023. De rechtbank concludeert dat de termijn van zes maanden pas op 2 juli 2023 bereikt zal zijn, en dat er voldoende voortvarendheid is getoond door de verweerder in de uitzettingsprocedure. De rechtbank wijst erop dat er geen aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat er in het individuele geval van eiser geen zicht op uitzetting bestaat. De weigering van eiser om mee te werken aan de presentatie bij de Marokkaanse autoriteiten wordt ook in aanmerking genomen. Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11378

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. ten Cate).

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 januari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 20 januari 2023 (in de zaak NL23.360) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 19 januari 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Namens eiser is het volgende aangevoerd. Eiser verblijft sinds 21 december 2022, en dus op enkele weken na zes maanden, in vreemdelingenbewaring. Hij is schriftelijk gepresenteerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Eisers nationaliteit en identiteitsgegevens zijn reeds bevestigd door voornoemde autoriteiten en staan derhalve vast. Desondanks heeft verweerder nog steeds geen laissez passer (lp) verkregen. Zicht op uitzetting ontbreekt, nu de Marokkaanse autoriteiten blijkbaar niet genegen zijn om een lp ten behoeve van eisers uitzetting te verstrekken. De maatregel treft derhalve geen doel.
5. Het standpunt namens eiser dat de vreemdelingenbewaring, op enkele weken na, zes maanden duurt volgt de rechtbank niet. De (nieuwe) bewaring is, na intrekking van de asielaanvraag, aangevangen op 2 januari 2023 en de termijn van zes maanden wordt dan ook pas bereikt op 2 juli 2023. De beroepsgrond slaagt niet. Hetzelfde geldt voor de beroepsgrond dat er geen zicht op uitzetting is. Hiervoor acht de rechtbank van belang dat in het algemeen zicht op uitzetting naar Marokko niet ontbreekt. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3269). Verder zijn er ook geen aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat er ook in het individuele geval van eiser geen zicht op uitzetting bestaat. Het enkele feit dat er nog geen lp is afgegeven, maakt niet dat er helemaal geen zicht op uitzetting is op afgifte van een lp. Bovendien volgt uit de op 14 april 2023 gedateerde voortgangsrapportage dat op 22 maart 2023 een presentatie in persoon stond gepland bij de Marokkaanse vertegenwoordiging, maar dat dit geen doorgang heeft gevonden omdat eiser heeft geweigerd om te verschijnen. Vervolgens is een opnieuw een presentatie in persoon gepland welke op 3 mei 2023 zou plaatsvinden. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat ook deze presentatie geen doorgang heeft gevonden, omdat eiser wederom heeft geweigerd zijn medewerking hieraan te verlenen. De weigerachtige houding maakt dat de langere duur van de inbewaringstelling voor rekening en risico van eiser dient te komen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder vooralsnog in de gelegenheid dient te worden gesteld om de resultaten van voornoemd lp-traject af te wachten.
6. Voorts blijkt uit voornoemde voortgangsrapportage dat verweerder na 19 januari 2023 voldoende voortvarend heeft gewerkt aan de uitzetting van eiser. Zo is er vier keer een vertrekgesprek met eiser gevoerd, laatstelijk op 28 april 2023 en is op 24 februari 2023 en 15 maart 2023 schriftelijk gerappelleerd bij de Marokkaanse vertegenwoordiging. De rechtbank stelt vast dat de voortvarendheid namens eiser niet is bestreden.
7. Tot slot oordeelt de rechtbank dat zij, zoals blijkt uit het arrest van het Hof van
Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858, gehouden is
ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden in het kader van de voortduring van de maatregel van bewaring te toetsen. Ook met inachtneming van deze ambtshalve toetsing ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de voortduring van de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.