ECLI:NL:RBDHA:2023:6541

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
NL23.12501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en overdracht op grond van de Dublinverordening in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Indiase nationaliteit. De eiser was op 10 maart 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring gesteld op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft eerder, op 13 april 2023, de rechtmatigheid van deze maatregel getoetst en vastgesteld dat deze tot dat moment rechtmatig was. De huidige procedure betreft het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij de eiser heeft verzocht om schadevergoeding.

Tijdens de zitting op 4 mei 2023, waar de eiser via telehoren aanwezig was vanuit het Detentiecentrum Rotterdam, heeft de gemachtigde van de eiser verklaard geen opmerkingen te hebben over de bewaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de eiser niet heeft gereageerd op de voortgangsrapportage die door de verweerder was overgelegd. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de eiser op 8 mei 2023 op grond van de Dublinverordening aan Duitsland zal worden overgedragen.

De rechtbank heeft overwogen dat er geen aanleiding is om het voortduren van de bewaring onrechtmatig te achten, aangezien de gemachtigde van de eiser geen bezwaren heeft geuit. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12501

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. ten Cate).

Procesverloop

Verweerder heeft op 10 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2023. Eiser is verschenen in het Detentiecentrum Rotterdam door middel van telehoren. De gemachtigden van eiser en verweerder zijn verschenen op de rechtbank. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Indiase nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 13 april 2023 (in de zaak NL23.9571) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 7 april 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Op 25 april 2023 heeft verweerder een voortgangsrapportage overgelegd. Op een later moment heeft verweerder ook een aankondiging van overdracht aan het digitale dossier toegevoegd. Hieruit blijkt dat eiser op grond van de Dublinverordening op 8 mei 2023 zal worden overgedragen aan Duitsland. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiser niet heeft gereageerd op de voortgangsrapportage en ter zitting heeft verklaard dat hij over de bewaring geen opmerkingen heeft. In zoverre bestaat dan ook geen aanleiding het voortduren van de bewaring onrechtmatig te achten. In de door de verweerder verstrekte gegevens ziet de rechtbank evenmin aanleiding om, ambtshalve toetsend, te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor het voortduren van deze maatregel niet is voldaan.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.