ECLI:NL:RBDHA:2023:6545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
NL22.22259
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan een vreemdeling met een strafrechtelijke veroordeling voor terroristisch misdrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die aan eiser is opgelegd op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, geboren in Nederland en van Turkse/onbekende nationaliteit, heeft een strafrechtelijke veroordeling voor het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 25 oktober 2022 een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, waarbij eiser zich alleen in bepaalde delen van gemeenten mag bevinden. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de maatregel gerechtvaardigd is vanwege de gevaren voor de openbare orde en nationale veiligheid die eiser vormt, gezien zijn strafrechtelijke verleden en het feit dat hij onrechtmatig in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de onvoldoende motivatie van de maatregel en de belemmeringen voor zijn vertrek, verworpen. De rechtbank concludeert dat de maatregel noodzakelijk is en dat er geen minder belastend alternatief beschikbaar is. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.22259

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum]
van Turkse/onbekende nationaliteit,
(gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Verbaas).

Procesverloop

Bij besluit van 25 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 december 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek op 22 december 2022 heropend en de zaak ter verdere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft verweerder bij brief van 18 januari 2023 een aantal vragen gesteld. Verweerder heeft hierop bij brief van 1 februari 2023 geantwoord. Eiser heeft vervolgens op 8 februari 2023 schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich door zijn gemachtigde laten vertegenwoordigen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Aan het bestreden besluit is het hierna volgende voorafgegaan.
1.1
Eiser is in [geboortejaar] in Nederland geboren en heeft bij zijn geboorte van rechtswege de Nederlandse nationaliteit verkregen.
1.2.
Bij vonnis van 14 januari 2019 heeft de rechtbank Rotterdam eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan twaalf voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar voor – kortgezegd – het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. Dit vonnis staat in rechte vast.
1.3.
Bij besluit van 13 juni 2019 heeft verweerder het Nederlanderschap van eiser ingetrokken. Voor zover relevant voor deze procedure gaat verweerder ervan uit dat eiser over de Turkse nationaliteit beschikt, zodat eiser door intrekking van het Nederlanderschap niet staatloos zou worden. Redengevend voor het intrekken van het Nederlanderschap is volgens verweerder de veroordeling voor het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. Hiermee is eiser, volgens verweerder, veroordeeld voor een misdrijf waarbij ernstige schade is toegebracht aan de essentiële belangen van het Koninkrijk of van een of meer landen van het Koninkrijk. Bij een apart besluit van dezelfde datum is aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van 20 jaar opgelegd. In dat besluit heeft verweerder ook de aanvragen van eiser om een verblijfsvergunning regulier als Oud-Nederlander en voor onbepaalde tijd afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 24 mei 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de intrekking van het Nederlanderschap ongegrond verklaard.
1.5.
Op 17 juni 2022 is het reclasseringstoezicht van eiser afgerond en is zijn proeftijd geëindigd.
1.6.
Eiser heeft meerdere vertrekgesprekken gevoerd met de regievoerder van de Dienst Terugkeer en Vertrek. Tijdens het vertrekgesprek van 25 oktober 2022 heeft de regievoerder aan eiser een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een gebiedsgebod aan eiser opgelegd.
1.7.
Eiser mag zich blijkens de vrijheidsbeperkende maatregel alleen bevinden in (delen van) de gemeenten [plaatsen] zoals weergegeven op de bij het besluit bijgevoegde kaarten. Volgens verweerder vordert het belang van de openbare orde en de nationale veiligheid het opleggen van de maatregel. Eiser heeft niet voldaan aan zijn rechtsplicht om Nederland te verlaten. Eiser heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en beschikt niet over voldoende middelen van bestaan. Hij heeft niet, dan wel onvoldoende meegewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit en hij is veroordeeld/verdacht van een strafbaar feit. Eiser vormt door zijn persoonlijk gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Hiermee vormt eiser, voor verweerder, een ernstige bedreiging voor de nationale veiligheid. De door eiser aangevoerde omstandigheden geven verweerder geen aanleiding om het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel achterwege te laten.
2. Eiser meent dat de maatregel onvoldoende is gemotiveerd omdat niet is ingegaan op de brief die namens hem voorafgaand aan de opgelegde maatregel aan verweerder is gezonden. Daarnaast stelt eiser dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel, gelet op het aan eiser opgelegde terugkeerbesluit, valt onder de Terugkeerrichtlijn. Gelet op de wijze waarop de maatregel aan eiser is opgelegd, is deze volgens eiser in strijd met de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank wordt verzocht hierover prejudiciële vragen te stellen indien hier twijfel over bestaat. Verder stelt eiser dat sprake is van een beheersmaatregel die thuishoort bij de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen Terrorismebestrijding (TwbmT). Eiser betwist voorts dat de gronden van de maatregel correct zijn en ook dat hij een gevaar voor de nationale veiligheid of openbare orde zou zijn. Verder meent eiser dat de maatregel belemmerend voor zijn vertrek is omdat het Turkse consulaat buiten het aangewezen gebied valt. Ook geeft eiser aan dat hij niet begrijpt waarom de maatregel nu (nog) wordt opgelegd. Tot slot betoogt eiser dat de maatregel in strijd is met de artikelen 3:3 en 3:4 van de Awb en de artikelen 8 en 14 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
2.1.
Verweerder stelt voorop dat artikel 56 van de Vw 2000 een nationale bevoegdheid betreft. Gelet op de strafrechtelijke veroordelingen van eiser, bestaat er nog een gevaar voor de nationale veiligheid zodat het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel gerechtvaardigd is. De termen ‘openbare orde’ en ‘nationale veiligheid’ moeten worden uitgelegd in het licht van de bedoeling van de Nederlandse wetgever. Verweerder wijst er op dat eiser onrechtmatig in Nederland verblijft en geen recht heeft om zich in vrijheid door Nederland te bewegen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de maatregel mede is opgelegd met oog op het bewerkstelligen van het vertrek van eiser. De maatregel is daarom tweeledig, volgens verweerder. Aan de voorwaarden voor oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 van de Vw 2000 is voldaan. Verweerder stelt bij het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht te nemen. Verweerder stelt dat de belangen van de vreemdeling bij de omvang van het gebiedsgebod worden gewogen. In verband met de bescherming van de openbare orde is de gebiedsbeperking proportioneel, aldus verweerder.
Toetsingskader
3. De stelling van eiser dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel valt onder de Terugkeerrichtlijn en in strijd is met de Terugkeerrichtlijn en dat sprake is van een beheersmaatregel die thuishoort bij de TwbmT slaagt niet. De rechtbank verwijst hiertoe naar de overwegingen 3 tot en met 5 in de vandaag gedane uitspraak in de zaak met kenmerk NL22.14525.
4. De rechtbank slaat verder acht op het onder 6. geschetste toetsingskader in de vandaag gedane uitspraak in de zaak met kenmerk NL22.14525.
Achtergrond van de maatregel
5. Verweerder heeft op de zitting -zakelijk weergegeven- naar voren gebracht dat de Kamerbrief van 6 september 2022 duidelijk maakt op welke manier op dit moment naar dossiers wordt gekeken die gaan over vreemdelingen die een gevaar opleveren voor de nationale veiligheid. [1] De rechtbank acht de volgende overwegingen uit de Kamerbrief van belang.
5.1.
Een persoon waarvan het Nederlanderschap is ingetrokken én bij wie een
inreisverbod is opgelegd heeft de plicht te vertrekken. Door de DT&V wordt gewerkt aan het mogelijk maken van dit zelfstandige vertrek, wanneer gedwongen vertrek (nog) niet mogelijk is. De vraag of (gedwongen) vertrek kan plaatsvinden is afhankelijk van meerdere omstandigheden die in de loop van de tijd kunnen wijzigen. Dit zijn onder meer de individuele omstandigheden van de vreemdeling, de beschikbaarheid van een reisdocument, waaronder de mate waarin het land van de tweede nationaliteit aan het verkrijgen van reisdocumenten meewerkt.
5.2.
Als vertrek van vreemdelingen waarvan het Nederlanderschap is ingetrokken niet direct plaatsvindt, wordt in de regel een meldplicht en een gebiedsgebod opgelegd. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) handhaaft deze maatregelen. AVIM heeft hier voldoende capaciteit voor aangezien het aantal gevallen waarin de AVIM de meldplicht en het gebiedsgebod dient te handhaven bij vreemdelingen waarvan het Nederlanderschap is ingetrokken, relatief beperkt is.

Beoordeling in de zaak van eiser

6. De rechtbank komt tot het volgende oordeel.
6.1.
Eiser heeft geen rechtmatig verblijf. De vrijheidsbeperkende maatregel is aan eiser opgelegd omdat hij een gevaar voor de openbare orde is en een gevaar voor de nationale veiligheid vormt.
6.2.
Gelet op het vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij eiser kortgezegd is veroordeeld voor het voorbereiden van een terroristisch misdrijf en het betrekkelijk geringe tijdsverloop sindsdien heeft verweerder alleen al op die grond kunnen overgaan tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op de grondslag dat eiser een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. Dat eiser het reclasseringstraject heeft afgerond doet hier niet aan af. De rechtbank laat daarom de gronden van eiser die zich richten op het gevaar voor de openbare orde onbesproken.
6.3.
Als het gaat om de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit heeft verweerder ter
zitting naar voren gebracht dat dossiers waarin er sprake is van een gevaar voor de nationale veiligheid een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd om deze nationale veiligheid te beschermen. Van de maatregel gaat volgens verweerder preventieve werking uit. Verder is het lastiger om ergens af te spreken en kunnen bijvoorbeeld wijkagenten iemand beter in de gaten te houden. Hoe groter het gebied, hoe lastiger het is om de vrijheidsbeperkende maatregel te handhaven. Volgens verweerder is de maatregel noodzakelijk en is er geen minder belastend alternatief beschikbaar. Het gebied kan -na overleg- worden vergroot, zeker als de maatregel langer duurt.
6.4.
Eiser heeft ten aanzien van de maatregel gesteld dat de maatregel belemmerend werkt ten aanzien van het vertrek omdat het Turkse consulaat buiten het gebiedsgebod valt. De rechtbank volgt deze stelling niet. Eiser kan immers verzoeken om een tijdelijke opheffing van het gebiedsgebod indien zijn aanwezigheid bij het consulaat gewenst is. Eiser is voorafgaand aan de maatregel gehoord en heeft overigens geen belangen naar voren gebracht om het aangewezen gebied te vergroten.
6.5.
De stelling van eiser dat de maatregel onvoldoende is gemotiveerd omdat niet op de brief van 19 oktober 2022 is ingegaan volgt de rechtbank evenmin. In deze brief wordt voornamelijk beargumenteerd dat eiser niet de Turkse nationaliteit heeft en om die reden het Nederlanderschap niet kan worden ingetrokken. Die stellingen kan eiser in de procedure omtrent de intrekking van het Nederlanderschap inbrengen. Ten aanzien van het moment waarop het gebiedsgebod wordt opgelegd, heeft verweerder tijdens de tweede zitting aangegeven dat er in de terugkeerprocedure van eiser weinig voortgang was en er thans een verhoogde aandacht voor de nationale veiligheid bestaat. Met deze motivering heeft verweerder genoegzaam uitgelegd waarom de vrijheidsbeperkende maatregel aan eiser is opgelegd.
6.6.
Gelet op het gevaar voor de nationale veiligheid, afgezet tegen de door eiser geschetste belangen, bestaat er geen grond voor het oordeel dat de maatregel niet kan worden opgelegd.
6.7.
Artikel 56 van de Vw 2000 schrijft niet voor dat de maatregel periodiek moet worden getoetst. Voor zover eiser in de toekomst meent dat er belangen zijn die nopen tot een andere weging, kan hij een verzoek om opheffing indienen. Tegen een afwijzing hiervan kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. [2]
6.8.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage- van den Bosch, voorzitter, en mr. A.W. Wassink en mr. A. Nieuwenhuis, leden, in aanwezigheid van J.H. Folkers, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, Aanhangsel, ontvangen op 6 september 2022, nr. 3909.
2.uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 22 december 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:15519.