In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.C. van Krimpen, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 24 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel 'familie en gezin'. De aanvraag werd op 26 oktober 2022 door verweerder ontvangen, die verplicht was om binnen 90 dagen een besluit te nemen. Deze termijn werd echter niet verlengd en verweerder heeft niet tijdig beslist. Eiseres heeft verweerder op 9 februari 2023 in gebreke gesteld, waarna zij beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep terecht is ingediend, omdat de beslistermijn was overschreden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is. Verweerder is opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 418,50, en moet hij het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar gemaakt op 5 april 2023. De rechtbank heeft de beslissing genomen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 in haar overwegingen betrokken.