ECLI:NL:RBDHA:2023:6604
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op basis van Dublinverordening
Op 9 mei 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Algerijnse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
De staatssecretaris heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin staat dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland had op 10 februari 2023 een verzoek om overname bij Italië ingediend, maar Italië had hierop niet tijdig gereageerd, waardoor de verantwoordelijkheid van Italië vaststond.
De rechtbank heeft vervolgens onderzocht of eiser nog procesbelang had bij het beroep. De staatssecretaris meldde dat eiser op 28 april 2023 met onbekende bestemming was vertrokken en dat er geen contact meer was met zijn gemachtigde. Gezien deze omstandigheden concludeerde de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelde op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Daarom oordeelde de rechtbank dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer had bij de beoordeling van het bestreden besluit.
De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.