ECLI:NL:RBDHA:2023:6610
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 3 mei 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had op 6 juli 2022 haar aanvraag ingediend, en de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had de beslistermijn verlengd naar zes maanden. Dit betekende dat er uiterlijk op 6 januari 2023 een besluit genomen had moeten worden. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden en dat eiseres op 15 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke is gesteld. Het beroep is tijdig ingediend op 4 april 2023, waardoor het beroep kennelijk gegrond is.
Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank oordeelt dat er in dit geval sprake is van een bijzonder geval, en legt een termijn van twintig weken op voor verweerder om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 418,50, evenals de vergoeding van het betaalde griffierecht van € 184.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit, en draagt verweerder op om binnen twintig weken een besluit bekend te maken. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.