ECLI:NL:RBDHA:2023:6615
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 februari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L. Sinoo, had in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een beslissing van de verweerder op 27 december 2022 heeft de verzoeker zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft overwogen dat de verweerder de proceskosten van de verzoeker moet vergoeden, omdat de beslissing pas na het indienen van het beroep is genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding van € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. De rechtbank heeft een lager bedrag toegekend vanwege de beperkte reikwijdte van de zaak, die enkel de overschrijding van de beslistermijn betrof. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.