ECLI:NL:RBDHA:2023:6628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
NL22.20375 en NL22.20380
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in samenhangende bestuurszaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 februari 2023, is het verzoek van twee verzoeksters om vergoeding van hun proceskosten behandeld. De verzoeksters, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. I.M. Zuidhoek, hebben een verzoek ingediend bij de rechtbank omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, niet tijdig had beslist op hun aanvraag. Na het indienen van beroep op 10 oktober 2022, heeft de verweerder op 9 januari 2023 alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoeksters hun beroep hebben ingetrokken en de rechtbank hebben verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft in overweging genomen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank kan op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen. De verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden, maar heeft ook opgemerkt dat er sprake is van samenhangende zaken.

De rechtbank heeft geoordeeld dat, omdat de verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, de verzoeksters recht hebben op vergoeding van hun proceskosten. De hoogte van de vergoeding is echter beperkt tot het bedrag dat in een enkele zaak zou worden toegekend, zoals bepaald in artikel 3 van het Bpb. Gezien de inhoud van de zaak, die enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn, is een lager bedrag toegekend, met een wegingsfactor van 0,5. Uiteindelijk is de vergoeding vastgesteld op € 418,50, wat overeenkomt met 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,-.

De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de verzoeksters. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op 15 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20375 en NL22.20380

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster 1] en [verzoekster 2] ,tezamen verzoeksters V-nummer: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek), en
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeksters om vergoeding van hun proceskosten.
Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoeksters zijn op 10 oktober 2022 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag. Op 9 januari 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op hun aanvraag. Verzoeksters hebben daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeksters en aangegeven dat hij de proceskosten van verzoeksters wil betalen, maar dat wel sprake is van samenhangende zaken.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoeksters in beroep zijn gegaan een beslissing heeft genomen, krijgen verzoeksters een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat
verzoeksters een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen.
6. De rechtbank beschouwt de zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in een zaak zou worden toegekend (artikel 3 van het Bpb). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeksters tot een bedrag
van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van D.A.M. Delger, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.