ECLI:NL:RBDHA:2023:6629
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 3 mei 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft op 9 augustus 2022 een mvv-aanvraag ingediend, waarvoor verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd naar zes maanden, waardoor de uiterste beslisdatum op 9 februari 2023 viel. Eiseres heeft verweerder op 10 maart 2023 in gebreke gesteld en op 4 april 2023 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken, gezien de bijzondere omstandigheden van de aanvraag om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd, met een maximum van € 7.500.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 418,50, evenals de vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.