ECLI:NL:RBDHA:2023:6656

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
NL23.8055
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Willems - Keekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een eiser van Ethiopische nationaliteit tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser had op 9 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd op 16 februari 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. Op 2 mei 2023 heeft de Staatssecretaris de rechtbank geïnformeerd dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 8 mei 2023 bevestigd geen contact meer te hebben met eiser en heeft toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder de Staatssecretaris te informeren over zijn verblijfplaats, wordt aangenomen dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming. De rechtbank concludeert dat eiser, gezien de omstandigheden, geen aanspraak meer wenst te maken op de door hem gezochte bescherming en dat het procesbelang is komen te vervallen.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems - Keekstra, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8055

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. M. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Ethiopische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Hij heeft op 9 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 16 februari 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De staatssecretaris heeft de rechtbank op 2 mei 2023 bericht dat eiser met onbekende bestemming zou zijn vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd op 8 mei 2023 op dit bericht gereageerd.
1.2.
Partijen hebben de rechtbank vervolgens toestemming verleend om zonder zitting uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep. De staatssecretaris heeft in zijn bericht van 2 mei 2023 gesteld dat eiser blijkens meldingen van het COA op 24 maart 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft vervolgens desgevraagd bij bericht van 8 mei 2023 verklaard geen contact meer te hebben met eiser. Zij heeft tevens aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen. Tevens heeft zij toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder het houden van een zitting.
3. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] dient, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
4. De rechtbank gaat er onder de gegeven omstandigheden vanuit dat eiser geen aanspraak meer wenst te maken op de door hem gezochte bescherming en derhalve op een behandeling van het door hem ingestelde beroep. Dat betekent dat het procesbelang hangende de beroepsprocedure is komen te vervallen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems - Keekstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579