ECLI:NL:RBDHA:2023:6672
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- S. van Lokven
- M.B.J. Schreijen
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Oostenrijk
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over de asielaanvraag van eiser, die stelt dat zijn vrouw en kind in Syrië verblijven en dat er een bijzondere band bestaat met zijn schoonmoeder in Nederland. Eiser verzoekt om zijn asielaanvraag te laten behandelen op basis van de Dublinverordening, specifiek artikelen 16 en 17, die betrekking hebben op gezinshereniging. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de Dublinverordening geen verplichting oplegt aan de Nederlandse autoriteiten om de asielaanvraag van eiser te behandelen, aangezien de verantwoordelijkheidscriteria en de discretionaire bevoegdheid enkel betrekking hebben op de persoon die in Nederland een asielaanvraag indient.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de Dublinverordening niet voorziet in de door eiser gewenste regeling. De rechtbank heeft benadrukt dat de verantwoordelijkheidscriteria van de Dublinverordening zijn ontworpen om de verantwoordelijkheden van de lidstaten te regelen en dat de situatie van de schoonmoeder van eiser, die psychische problemen ondervindt door de afwezigheid van haar dochter, niet kan leiden tot een andere conclusie. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de argumenten van eiser om de overdracht aan Oostenrijk te voorkomen niet voldoende zijn onderbouwd en dat de beslissing van verweerder om eiser over te dragen aan Oostenrijk niet onredelijk is.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gedaan en eiser gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van de uitspraak.