ECLI:NL:RBDHA:2023:6673

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
NL23.5055
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en schadevergoeding in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiseres was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, een Soedanese vrouw, had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar in bewaring had gesteld. De rechtbank beperkte de beoordeling tot de vraag of eiseres recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring inmiddels was opgeheven. De rechtbank oordeelde dat de bewaring niet onrechtmatig was, omdat er concrete aanwijzingen waren voor een overdracht aan Frankrijk op basis van de Dublinverordening en er een significant risico bestond op onttrekking aan het toezicht. Eiseres had eerder niet voldaan aan haar meldplicht en had zich ontdaan van haar identiteitsdocumenten, wat de gronden voor de bewaring versterkte. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5055
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: M.A.M. Janssen).
Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 21 februari 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiseres heeft op 27 februari 2023 beroepsgronden aan het dossier toegevoegd.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1989 en de Soedanese nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Het bestreden besluit
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel noodzakelijk is, omdat er concrete aanwijzingen bestaan voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en omdat er een significant risico bestaat op onttrekking aan het toezicht.

4.Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiseres:3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;

3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van haar reis- of identiteitsdocumenten;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek;
3m. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Het standpunt van eiseres
5. Eiseres voert aan dat de maatregel met name lijkt te zijn ingegeven door de eerdere mislukte overdracht (op 24 januari 2023) en de overdrachtstermijn die bijna was verstreken. Hieruit volgt echter geen grond voor een significant risico op onttrekking aan het toezicht die voortvloeit uit het persoonlijk gedrag van eiseres. Daarbij vindt eiseres van belang dat de eerdere gronden blijkbaar onvoldoende waren voor vrijheidsontneming. Uit het medisch dossier van eiseres volgt daarnaast dat zij slaapmedicatie heeft. Hierdoor is zij niet verschenen bij de eerder geplande overdracht. Verder heeft eiseres altijd aan haar meldplicht voldaan en is het niet duidelijk waarom verweerder haar op de dag van de overdracht niet wakker heeft gemaakt of bij haar is langsgegaan.
Het oordeel van de rechtbank
Risico op onttrekking aan het toezicht
6. Uit het verslag van de vertrekgesprekken van 10 en 24 januari 2023 volgt dat eiseres is geïnformeerd over de geplande overdracht en wat dan van haar verwacht wordt. Aan eiseres is op 18 januari 2023 meegedeeld dat zij op 24 januari 2023 zou worden overgedragen aan Frankrijk. Eiseres is er ook van op de hoogte gesteld dat zij zich op 23 januari 2023 om 19.00 uur kan melden bij de receptie om de ophaaltijd van de taxi te vragen. Eiseres is niet verschenen om de ophaaltijd te vragen en is de volgende ochtend, op de dag van overdracht, ook niet verschenen. Het standpunt van eiseres dat zij door het nemen van haar slaapmedicatie niet is verschenen is, komt voor haar eigen rekening. Het is niet aan verweerder om haar wakker te maken of bij haar langs te gaan. Eiseres is voldoende concreet geïnformeerd over haar overdracht en wat van haar verwacht wordt. Het is dan ook aan eiseres te wijten dat de overdracht toen niet door is gegaan.
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd verder niet heeft betwist. Ook de rechtbank is van oordeel dat de gronden feitelijk juist zijn, aan de maatregel ten grondslag mogen worden gelegd en voldoende zijn om de maatregel te kunnen dragen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de maatregel (en daarmee het significatie risico op onttrekking aan het toezicht) niet alleen is gebaseerd op de mislukte overdracht op 24 januari 2023, maar op meerdere andere zware en lichte gronden. Bovendien is hiervoor geoordeeld dat het aan eiseres te wijten is dat die overdracht niet kon doorgaan, en dat er dus – anders dan zij stelt – wel degelijk persoonlijk gedrag van eiseres aan ten grondslag lag. Dat ervoor is gekozen om eiseres (pas) in bewaring te stellen nadat die overdracht niet is doorgegaan en de uiterste overdrachtstermijn naderde, maakt niet dat de maatregel daarom onrechtmatig is en/of aan de andere gronden geen waarde kan worden gehecht of niet meer mogen worden betrokken. Bovendien vloeit uit de mislukte overdracht juist voort dat er een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht onttrekt. Dat eiseres altijd is verschenen op andere afspraken maakt dit niet anders
Ambtshalve toetsing
8. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij, ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is [1] , niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

10.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.M.F. Roijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 02 maart 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022,