ECLI:NL:RBDHA:2023:6714

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
NL23.1187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met inreisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met de beperking 'arbeid in loondienst'. Deze aanvraag werd op 19 april 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft verzoeker bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 16 december 2022 ongegrond verklaard. Tevens is er een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd aan verzoeker.

Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan buiten zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Ook werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van mr. J. de Winter als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1187

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid in
loondienst’ afgewezen.
Bij besluit van 16 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakt bezwaar ongegrond verklaard. Daarnaast heeft verweerder tegen verzoeker een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak
buiten zitting.

Overwegingen

1. In dit geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, nu bij
uitspraak van vandaag is beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige
voorziening betrekking heeft. Het verzoek is kennelijk ongegrond en wordt daarom
afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.