In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Gambiaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat de asielaanvraag ongegrond was. Eiser had eerder in 2019 al een asielaanvraag ingediend, maar deze was niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk was op basis van de Dublinverordening. Na een nieuwe aanvraag in 2020, waarin eiser problemen met zijn vader en zijn werkgever aanhaalde, werd de aanvraag opnieuw afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 14 april 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank heeft de verklaringen van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat er tegenstrijdigheden in zijn verhaal zaten, met name over zijn woonplaats en de omstandigheden rondom zijn vertrek uit Gambia. Eiser had verklaard dat hij homoseksueel was, maar de rechtbank vond dat hij onvoldoende inzicht had gegeven in zijn persoonlijke belevingswereld en gevoelens. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd waarom de gestelde homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig was, en dat eiser niet had aangetoond dat hij in Nederland veilig zou zijn als homoseksueel.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.