ECLI:NL:RBDHA:2023:6736
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag voor gehandicaptenparkeervoorzieningen door de gemeente Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had op 29 november 2021 een aanvraag ingediend voor gehandicaptenparkeervoorzieningen, waaronder een gehandicaptenparkeerkaart. Het college heeft deze aanvraag op 18 juli 2022 afgewezen, waarna de eiser bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd op 28 oktober 2022 ongegrond verklaard. De eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar heeft aanvankelijk geen gronden vermeld. Na verzoek van de rechtbank heeft de eiser op 3 december 2022 de gronden van het beroep ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk ongegrond is en heeft zonder zitting uitspraak gedaan op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft overwogen dat de aanvraag voor de gehandicaptenparkeerkaart niet kon worden goedgekeurd omdat de eiser geen geneeskundig onderzoek heeft ondergaan, wat vereist is volgens de Ministeriële Regeling gehandicaptenparkeerkaart. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser deel uitmaakt van een groep die in het verleden onrechtmatig contact heeft gehad met de gemeente, wat de beoordeling van de aanvraag heeft beïnvloed.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser besproken en geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskosten toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.