ECLI:NL:RBDHA:2023:6738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
NL23.1322
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag uitstel van vertrek op grond van Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Burkinese vrouw, tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar aanvraag voor uitstel van vertrek buiten behandeling te stellen. Eiseres had een aanvraag ingediend op 14 juni 2022, maar deze werd als incompleet beschouwd omdat zij onvoldoende medische gegevens had overgelegd. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen, aangezien eiseres niet binnen de gestelde termijn de ontbrekende informatie had aangeleverd. De rechtbank benadrukte dat het aan de aanvrager is om relevante medische documenten te overleggen en dat het Bureau Medische Advisering (BMA) niet verplicht is om zelf contact op te nemen met behandelaars. Eiseres had ook aangevoerd dat haar gelijkheidsbeginsel was geschonden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van vergelijkbare gevallen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de Staatssecretaris in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1322

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Procesverloop

In het besluit van 27 september 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres buiten behandeling gesteld.
In het besluit van 16 december 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met een verzoek om voorlopige voorziening (NL22.19351) op 1 maart 2023 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren met kennisgeving vooraf niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek geschorst en is verweerder in gelegenheid gesteld om een schriftelijke reactie in te dienen.
Verweerder heeft op 15 maart 2023 gereageerd. Eiser heeft op 30 maart 2023 gereageerd op de reactie van verweerder.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Burkinese nationaliteit en is geboren op [datum] 1988.
1.1.
Op 14 juni 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend om uitstel van vertrek zoals bedoeld in artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Uit de aanvraag blijkt dat bij eiseres sprake is van psychische problematiek, onder meer PTSS en postnatale depressieve klachten.
1.2.
Omdat de aanvraag incompleet werd ingediend, heeft verweerder eiseres in gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen. Op 15 juli 2022 heeft eiseres aanvullende medische informatie ingediend.
1.3.
Het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft na bestudering van de medische stukken geconcludeerd dat deze onvolledig zijn. Bij nota van 5 augustus 2022 heeft het BMA een niet-inhoudelijk advies uitgebracht. Verweerder heeft hierop in een brief van 8 augustus 2022 een termijn geboden om de door het BMA aangegeven ontbrekende gegevens aan te leveren.
1.4.
Verweerder heeft op verzoek van eiseres uitstel verleend tot 12 september 2022. Eiseres heeft niet binnen deze termijn gereageerd.
1.5.
In het primaire besluit van 27 september 2022 heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld wegens het ontbreken van relevante gegevens om de aanvraag te kunnen behandelen. Om die reden is volgens verweerder geen medisch advies gevraagd aan het BMA.
1.6.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In bezwaar heeft zij onder meer aangevoerd dat de aanvraag wel degelijk volledig is ingediend. Eiseres wijst daarnaast op de mogelijkheid dat de BMA-arts een eigen onderzoek doet, bijvoorbeeld door telefonisch contact op te nemen met de behandelaars.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder wijst erop dat in de niet-inhoudelijke nota van het BMA gedetailleerd is omschreven welke informatie nog ontbrak. Daarnaast merkt verweerder op dat eiseres ruim zeven weken de tijd heeft gehad om ontbrekende informatie alsnog aan te leveren voordat de aanvraag buiten behandeling werd gesteld. Volgens verweerder had eiseres geen geldige reden waarom de gevraagde informatie niet is ingediend.
Geschil en standpunten partijen
3. Eiseres voert aan dat verweerder de aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. Dat de BMA-arts aanvullende informatie nodig had, kan volgens eiseres hoogstens leiden tot een afwijzing van de aanvraag en niet tot buitenbehandelingstelling.
Eiseres betoogt dat het op de weg van verweerder had gelegen om zelf contact op te nemen met de behandelaars ter beantwoording van aanvullende vragen. Eiseres verwijst naar een brief van het BMA van 12 december 2022 in een soortgelijke procedure waarin het BMA wel zelf contact heeft gehad met behandelaars. Daarnaast is eiseres van mening dat verweerder de hoorplicht in bezwaar heeft geschonden door haar niet uit te nodigen voor een hoorzitting, terwijl zij zelf in staat was om een hoop vragen die verweerder nog had te beantwoorden.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld. Niet het BMA, maar verweerder behandelt de aanvraag. Daarbij beoordeelt het BMA de ingebrachte medische stukken. In dit geval was sprake van ontbrekende medische gegevens. Eiseres heeft na twee keer verleend uitstel geen informatie overgelegd. Verweerder stelt dat hij de aanvraag op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling mag stellen, nu de aanvraag onvolledig was en eiseres bovendien in gelegenheid is gesteld om alsnog de ontbrekende gegevens aan te leveren, maar dit niet heeft gedaan.
Met verwijzing naar het Protocol BMA 2021 en paragraaf A3/7.2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) wijst verweerder erop dat het aan eiseres zelf is om ontbrekende medische gegevens aan te leveren.
5. De rechtbank komt tot het volgende oordeel.
Toetsingskader
5.1.
Uit artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c van de Awb volgt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
5.2.
Uit paragraaf A3/7.2.4 van de Vc 2000 volgt welke bewijsmiddelen de vreemdeling in ieder geval dient te overleggen bij een aanvraag om uitstel van vertrek:
1. een ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring, niet ouder dan zes maanden, met vermelding van de behandelaar(s) bij wie de vreemdeling momenteel onder behandeling staat;
2. een gedagtekend en ondertekend schriftelijk bewijs van de medische behandelaar(s), niet ouder dan zes weken op het moment waarop het bewijs overgelegd wordt, waaruit blijkt:
- de naam, het adres en het registratienummer van het register van Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg of het Nederlands Instituut van Psychologen van de behandelaar(s);
- welke medische klachten de vreemdeling heeft, waarvoor hij door de behandelaar(s) wordt behandeld;
- de datum van de start van de behandeling en als dit bekend is de verwachte einddatum van de behandeling.
3. relevante medische gegevens, dat wil zeggen meer gedetailleerde informatie over:
- de actuele klachten en diagnose die de behandelaar heeft geconstateerd;
- de medische voorgeschiedenis;
- de aard van de ingezette of in te zetten behandeling;
- de voorgeschreven medicatie (indien van toepassing);
- het beloop van de behandeling en de te verwachten duur ervan.
(…)
Ingevolge paragraaf A3/7.2.6 van de Vc verzoekt verweerder het BMA in ieder geval niet om een advies uit te brengen als de vreemdeling incomplete of ontbrekende bewijsmiddelen als genoemd in paragraaf A3/7.2.4 van de Vc overlegt en deze niet heeft aangevuld, ondanks dat verweerder hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld.
Beroep op het gelijkheidsbeginsel
6. De rechtbank constateert dat eiseres met de verwijzing naar een brief van het BMA van 12 december 2022 een beroep heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Eiseres betoogt dat in een vergelijkbare casus van vreemdeling X de BMA-arts zelf contact heeft opgenomen met de behandelaars van vreemdeling X.
6.1.
In zijn schriftelijke reactie van 15 maart 2023 stelt verweerder dat geen sprake is van vergelijkbare gevallen. De zaak waar eiseres naar verwijst was eerst inhoudelijk beoordeeld. Vreemdeling X heeft wel alle benodigde medische gegevens overgelegd, zodat een BMA-advies kon worden gevraagd. In het BMA-advies is geconcludeerd dat bij uitblijven van de behandeling geen medische noodsituatie op korte termijn is te verwachten. X heeft bezwaar gemaakt, vervolgens is beroep en hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft het hoger beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. Omdat het BMA-advies inmiddels verouderd was, is met een nieuwe toestemmingsverklaring een nieuw BMA-advies gevraagd. Het verschil met deze zaak is dat eiseres niet alle benodigde medische gegevens heeft overgelegd zodat geen BMA advies kon worden gevraagd, aldus verweerder. Daarnaast stelt verweerder dat in deze procedure niet wordt toegekomen aan een nieuw BMA-advies, nu enkel in geschil is of de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld.
6.2.
Eiseres heeft op 30 maart 2023 gereageerd. Zij betoogt dat in haar geval sprake is van een inhoudelijke behandeling, nu verweerder is overgegaan tot het vragen van een BMA-advies. De brief van 8 augustus 2022, waarin de BMA-arts om meer informatie verzoekt, is volgens eiseres een inhoudelijk stuk. De aanvraag had volgens eiseres niet buiten behandeling gesteld kunnen worden. Hoogstens had de aanvraag afgewezen moeten worden. Volgens eiseres hadden in bezwaar alsnog de benodigde stukken overgelegd kunnen worden. Ook blijft volgens haar onduidelijk wanneer het BMA zelf contact opneemt met behandelaars.
6.3.
De rechtbank overweegt dat de ABRvS in een uitspraak van 15 oktober 2020, (ECLI:NL:RVS:2020:2448 heeft overwogen dat uit artikel 6.1c van het Vb 2000 en het ter uitwerking daarvan in paragraaf A3/7.2.4 van de Vc 2000 neergelegde beleid volgt dat de vreemdeling zelf gegevens van haar behandelaars dient over te leggen. Dat de staatssecretaris of het BMA met gebruikmaking van de toestemmingsverklaring desgewenst nadere informatie aan de behandelaars kan vragen, doet aan deze verantwoordelijkheid niet af (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 14 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3164). Het BMA is niet gehouden zich rechtstreeks tot een behandelaar te wenden. Volgens paragraaf A3/7.2.5 van de Vc 2000 meldt het BMA bij de staatssecretaris als de vreemdeling volgens het BMA niet alle relevante medische gegevens heeft overgelegd. De staatssecretaris geeft vervolgens schriftelijk aan de vreemdeling aan welke gegevens ontbreken. Volgens paragraaf A3/7.2.4 van de Vc 2000 moeten de overgelegde stukken in elk geval de antwoorden op de door het BMA gestelde vragen bevatten. Niet valt in te zien dat de aanvullend gestelde vragen niet van belang zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
6.4.
Gelet op de schriftelijke reactie van verweerder en de hiervoor aangehaalde jurisprudentie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van vergelijkbare gevallen. Eiseres wordt niet gevolgd in haar stelling dat haar casus vergelijkbaar is met die van vreemdeling X.
Heeft verweerder terecht de aanvraag van eiseres buiten behandeling gesteld?
7. De rechtbank overweegt dat uit de aangehaalde jurisprudentie in overweging 6.3 van deze uitspraak en het bestendige beleid van verweerder volgt dat het aan de vreemdeling is om relevante (medische) documenten te overleggen. Uit het beleid, noch uit vaste jurisprudentie, blijkt dat het aan het BMA is om in soortgelijke zaken als de onderhavige zelf contact op te nemen met behandelaars.
7.1.
In dit geval heeft het BMA geconstateerd dat eiseres niet alle relevante medische gegevens heeft overgelegd. In de nota van 5 augustus 2022 heeft het BMA aangegeven welke gegevens nog ontbreken. Verweerder heeft vervolgens eiseres verzocht om de gevraagde ontbrekende gegevens alsnog te overleggen. Eiseres heeft -ook na verleend uitstel- niet gereageerd op dit verzoek, waarna verweerder de aanvraag in het primaire besluit buiten behandeling heeft gesteld.
7.2.
De rechtbank concludeert dat het BMA het verzoek om advies van verweerder niet in behandeling heeft genomen, omdat zij onvoldoende medische gegevens van eiseres heeft ontvangen. Verweerder beschikte daarom niet over de benodigde informatie om de aanvraag van eiseres rechtmatig toe of af te wijzen. De rechtbank is verder niet gebleken van een verschoonbare reden voor het niet (tijdig) reageren op het gedane verzoek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aanvraag dan ook terecht met toepassing van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld.
Niet horen in bezwaar
8. Eiseres voert aan dat de hoorplicht in bezwaar is geschonden. Verweerder mag op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de gronden die eiseres in bezwaar naar voren heeft gebracht, verweerder in dit geval redelijkerwijs tot het oordeel kon komen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Voor zover daarbij wordt betoogd dat eiseres zelf in staat zou zijn om ontbrekende informatie te verschaffen, wordt zij daarin niet gevolgd. Immers heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld, zodat het geschil ook in bezwaar beperkt bleef tot de vraag of verweerder terecht tot buitenbehandelingstelling is overgegaan.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.