In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. Dijkman, een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft gereageerd op dit verzoek. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekster is op 1 februari 2023 in beroep gegaan omdat verweerder niet tijdig op haar aanvraag had beslist. Op 9 februari 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 418,50, rekening houdend met een wegingsfactor van 0,5, en dat verweerder ook het griffierecht van € 184,- aan verzoekster moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe en is openbaar gemaakt op 8 maart 2023.