ECLI:NL:RBDHA:2023:6848

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
NL23.2776
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en onderzoeksplicht naar verblijfsrecht in andere EU-lidstaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Nigeriaanse eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit dat op 5 januari 2023 door de staatssecretaris was genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft, omdat hij niet kon aantonen dat hij een verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf heeft. De eiser voerde aan dat hij rechtmatig verblijf had in de EU, omdat hij twee kinderen in Frankrijk heeft en een partner in Duitsland. Hij stelde ook dat hij medische klachten heeft en dat terugkeer naar Nigeria in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM, omdat hij daar risico loopt op onmenselijke behandeling vanwege zijn biseksuele geaardheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. De overgelegde documenten, waaronder geboorteaktes en een identiteitsdocument, gaven geen bewijs van rechtmatig verblijf in Frankrijk of Duitsland. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar het verblijfsrecht van de eiser in Frankrijk, aangezien de eiser zijn claims niet had kunnen staven. Bovendien oordeelde de rechtbank dat de gezondheidsklachten van de eiser geen belemmering vormden voor zijn terugkeer naar Nigeria, omdat hij niet had aangetoond dat zijn gezondheid in gevaar zou komen door de terugkeer.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2776

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: T. Arts).

Procesverloop

Bij besluit van 5 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft schriftelijk op het verweerschrift gereageerd.
De rechtbank heeft het voornemen geuit om uitspraak te doen zonder een zitting te houden. Verweerder heeft hierop niet binnen de gegeven termijn gereageerd. Eiser heeft hiermee ingestemd. De rechtbank doet op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Nigeriaanse nationaliteit.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 62a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet of niet langer rechtmatig in Nederland verblijft omdat hij bij binnenkomst niet heeft voldaan aan de verplichtingen voor grensoverschrijding, en omdat hij zich niet heeft gehouden aan de bepalingen van de Vw. Meer in het bijzonder heeft hij niet kunnen aantonen dat hij een verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf heeft in Nederland. Ook is niet gebleken van rechtmatig verblijf op grond van een verblijfsaanvraag of beroepsprocedure.
3. In de gronden van beroep voert eiser aan dat hij bij binnenkomst wel heeft voldaan aan de verplichtingen om aan te tonen dat hij rechtmatig verblijf heeft in de Europese Unie (EU). Hij heeft in het gehoor voorafgaand aan het bestreden besluit immers verklaard dat hij twee kinderen heeft in Frankrijk en een partner in Duitsland. Eiser verwijst hiervoor naar een tweetal (in kopie) overgelegde geboorteaktes en een kopie van een identiteitsdocument van zijn gestelde, in Duitsland wonende, partner. Verder heeft hij (een kopie van) een bericht van de Franse autoriteiten overgelegd over zijn lopende asielprocedure in Frankrijk. Ook is er sprake van medische klachten, waarover bij de indiening van de gronden van beroep gegevens zijn overgelegd. Daarnaast voert eiser aan dat het terugkeerbesluit in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is opgelegd, omdat hij bij terugkeer naar Nigeria risico loopt op gevaar of onmenselijke behandeling op basis van zijn seksuele geaardheid. Ten slotte wijst eiser erop dat dat verweerder niet aan eisers terugkeer werkt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verblijfsrecht in een andere EU lidstaat
4. Op grond van artikel 62a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, voor zover hier van belang, stelt verweerder de vreemdeling die niet of niet langer rechtmatig verblijf heeft, schriftelijk in kennis van de verplichting Nederland uit eigen beweging te verlaten, tenzij de vreemdeling in bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf.
5. Niet in geschil is dat eiser geen verblijfsvergunning heeft in Nederland en ook geen aanvraag daartoe heeft ingediend. Uit het gehoor voorafgaand aan het bestreden besluit blijkt dat eiser eerder een verblijfsvergunning heeft gehad in Italië, maar dat deze is verlopen. Ook heeft eiser in dat gehoor aangegeven dat hij een vrouw en een dochter heeft met wie hij samenleeft in Frankrijk. Hij verklaart ook medische problemen te hebben en te vrezen voor vervolging door de Nigeriaanse regering vanwege zijn biseksuele geaardheid.
6. De rechtbank ziet in het (in kopie) overgelegde identiteitsdocument geen onderbouwing van de gestelde relatie met een Duitse man, nog daargelaten dat eiser niet concreet heeft toegelicht hoe hij aan een dergelijke relatie een verblijfsrecht in (naar de rechtbank begrijpt) Duitsland of enige andere lidstaat van de Europese Unie zou kunnen ontlenen. Met de geboorteaktes, die in kopie zijn overgelegd, is voorts niet aannemelijk gemaakt dat eiser twee kinderen heeft die rechtmatig verblijf hebben in Frankrijk. Het document van de Franse autoriteiten waar eiser zich op beroept betreft een brief van het
Cour nationale du droit d’asile [1] waarin de ontvangst van een beroepsschrift dat kennelijk is ingesteld tegen een afwijzend besluit van de Franse autoriteiten wordt bevestigd. Ook dit document vormt daarom geen onderbouwing van eisers stelling dat hij rechtmatig verblijf heeft in Frankrijk of een ander land van de Europese Unie.
7. Eiser merkt terecht op dat verweerder alleen onderzoek heeft gedaan naar een mogelijk verblijfsrecht van eiser in Duitsland en Italië, terwijl hij in het gehoor ook over Frankrijk heeft gesproken. Uit wat hiervoor is overwogen blijkt dat eiser zijn stelling dat hij in Frankrijk beschikt over een verblijfsvergunning of een andere toestemming tot verblijf niet heeft onderbouwd. Tegen die achtergrond rustte op verweerder geen verplichting om in Frankrijk nader onderzoek te verrichten.
Overige gronden
8. Eiser heeft in het gehoor met verweerder verklaard dat hij gezondheidsklachten heeft. Uit de in beroep overgelegde documentatie kan worden opgemaakt dat eiser lijdt aan ‘spondylitis ankylosans’ (de ziekte van Bechterew, een vorm van ontstekingsreuma). Hoewel eiser stelt dat hij pijn ervaart, is er geen reden om op voorhand aan te nemen dat deze gezondheidsklachten aan zijn terugkeer naar Nigeria in de weg staan. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn gezondheidsklachten niet in staat is om te reizen, dan wel dat er door terugkeer een ernstige, snelle en onomkeerbare achteruitgang in zijn gezondheid zal plaatsvinden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiser stelt voorts in Nigeria te vrezen voor een behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser hiervoor een asielaanvraag moet indienen. De rechtbank volgt verweerder daarin niet. Op grond van artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn [2] rust op verweerder bij het uitvaardigen van een terugkeerbesluit immers de verplichting om rekening te houden met het beginsel van non-refoulement. Eiser heeft echter vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat hij biseksueel is, noch dat hij dientengevolge problemen zal ondervinden bij terugkeer naar Nigeria. Een schending van het refoulementverbod is daarom niet aannemelijk geworden.
10. Ten slotte voert eiser aan dat verweerder onvoldoende werk maakt van zijn daadwerkelijke terugkeer. In dit verband oordeelt de rechtbank dat in artikel 62a van de Vw sprake is van een verplichting om Nederland ‘uit eigen beweging te verlaten’. De inspanning van verweerder, of het gebrek daaraan, is daarom niet relevant. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Een rechterlijke instantie in Frankrijk die zich bezighoudt met de behandeling van asielzaken.
2.Richtlijn 2008/115/EG