ECLI:NL:RBDHA:2023:6864

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
C/09/620645 / HA ZA 21-988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot bewijs van tekortkoming in schoonmaakwerkzaamheden

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiseres B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagde, met als kern de vraag of gedaagde tekort is geschoten in de uitvoering van schoonmaakwerkzaamheden. De procedure begon met een tussenvonnis op 21 september 2022, waarin eiseres de opdracht kreeg bewijs te leveren van haar stelling dat gedaagde de kasgoten zonder water zou schoonmaken en dat medewerkers van gedaagde water in de luchtafvoer van de WKK-installatie hebben laten lopen. Eiseres heeft verschillende getuigenverklaringen en een video ingediend ter ondersteuning van haar claims. Echter, de rechtbank concludeert dat eiseres niet is geslaagd in het leveren van het gevraagde bewijs. De getuigenverklaringen van zowel eiseres als gedaagde wijzen erop dat er geen expliciete instructie is gegeven om zonder water te werken, en de getuigen van gedaagde ontkennen dat er water in de luchtafvoer is gelaten. De rechtbank wijst de vordering van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 15.318, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is uitgesproken op 17 mei 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/620645 / HA ZA 21-988
Vonnis van 17 mei 2023
in de zaak van
[eiseres] B.V.te [plaats 2],
eiseres,
advocaat mr. M. van der Heijden-Linssen te Venlo,
tegen
[gedaagde]te [plaats 1],
gedaagde,
advocaat mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 september 2022 waarin aan [eiseres] een bewijsopdracht gegeven is;
  • de akte uitlaten na tussenvonnis;
  • het proces-verbaal van de enquête van 1 december 2022;
  • het proces-verbaal van de contra-enquête van 16 februari 2023;
  • de antwoordakte uitlaten na tussenvonnis.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis wordt uitgesproken.

2.De verdere beoordeling

Inleiding

2.1.
Bij tussenvonnis van 21 september 2022 heeft [eiseres] de opdracht gekregen om: (i) bewijs te leveren van haar stelling dat partijen op 8 januari 2021 overeen zijn gekomen dat [gedaagde] de kasgoten zonder water zou schoonmaken; en (ii) dat de medewerkers van [gedaagde] water in de luchtafvoer van de WKK-installatie hebben laten lopen.
2.2.
[eiseres] heeft uitvoering gegeven aan deze bewijsopdracht door schriftelijke verklaringen van [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4], allen werkzaam (geweest) voor [eiseres], in het geding te brengen. Tevens heeft [eiseres] een filmpje in het geding gebracht waarop volgens [eiseres] te zien is dat er voldoende waterdruk op de slang staat om water omhoog te spuiten. Verder zijn [naam 5] (hierna: [naam 5]), [naam 6] (hierna: [naam 6]), [naam 7] (hierna: [naam 7]) en [naam 8] (hierna: [naam 8]), allen werknemer van [eiseres], als getuigen gehoord. In contra-enquête zijn [naam 9] (hierna: [naam 9]), [naam 10] (hierna: [naam 10]), [naam 11] en [naam 12] (hierna: [naam 12]), allen werkzaam als werknemer respectievelijk zzp-er voor [gedaagde], als getuigen gehoord.
2.3.
[eiseres] is niet geslaagd in het leveren van dit bewijs, zoals hierna nader zal worden toegelicht.
Zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] de goten zonder water schoonmaakt? Nee.
2.4.
Uit de (schriftelijke) getuigenverklaringen volgt dat [naam 5], hoofd technische dienst, namens [eiseres] verantwoordelijk is voor het verstrekken van opdrachten voor het vegen van goten aan [gedaagde]. [naam 9] is sinds 2012/2013 degene die namens [gedaagde] de opdrachten aanneemt en uitzet bij werknemers en/of zzp-ers die werkzaam zijn voor [gedaagde]. Indien [naam 5] niet aanwezig is, worden opdrachten door [naam 7] verstrekt.
2.5.
De opdracht voor het vegen van de goten op 14 januari 2021 is telefonisch door [naam 5] verstrekt. [naam 5] heeft verklaard dat hij bij het verstrekken van de opdracht niets gezegd heeft over het gebruik van water en hij heeft ook niet gezegd dat er géén water mag worden gebruikt. [naam 5] heeft tevens verklaard dat hij nooit aan [naam 9] de instructie gegeven heeft om zonder water de goot schoon te maken. Hij ging er vanuit dat medewerkers van [gedaagde] wisten wat ze moesten doen, namelijk het schoonmaken van goten zonder water. Van der Sluis heeft verklaard dat er niets gezegd wordt over de wijze waarop de goten moeten worden schoongemaakt. Hij heeft tevens verklaard dat hij niet weet dat hij wel eens contact gehad heeft met medewerkers van [gedaagde] over het schoonmaken van goten. [naam 8] heeft verklaard dat [naam 5] de instructie gegeven heeft dat de goot met de hand geveegd moest worden. Gezien de inhoud van de verklaring van [naam 5], die verantwoordelijk is voor het verstrekken van de opdrachten voor het vegen van de kasgoten, gaat de rechtbank voorbij aan die verklaring van [naam 8].
2.6.
Ook [naam 9] heeft verklaard dat [naam 5] niet expliciet heeft aangegeven dat er alleen geveegd mag worden en dat er geen water mag worden gebruikt. [naam 5] of een andere medewerker van [eiseres] heeft een dergelijke instructie nooit (eerder) gegeven, aldus [naam 9]. Bovendien, zo heeft [naam 9] verklaard, is een dergelijke instructie niet gebruikelijk, omdat bij het schoonmaken van de goten altijd water wordt gebruikt om vuil weg te spoelen. De medewerkers van [gedaagde] die als getuige gehoord zijn hebben ook verklaard dat zij altijd de goten, ook de goot van de kas van [eiseres], na het vegen naspoelen met water.
2.7.
Geen van de andere getuigen heeft uit eigen wetenschap verklaard over de inhoud van de opdracht van [eiseres] aan [gedaagde].
2.8.
Uit de hiervoor besproken verklaringen volgt dan ook dat er geen expliciete opdracht gegeven is om de goten te vegen zonder gebruikmaking van water. Daarmee is [eiseres] niet geslaagd in de aan haar verleende bewijsopdracht onder (i). Nu dit het geval is kan de rechtbank de verklaringen van de getuigen over de noodzaak om de kasgoot met water schoon te spoelen en of dit de gebruikelijke werkwijze is van (medewerkers van) [gedaagde] verder onbesproken laten.
Hebben medewerkers van [gedaagde] water in de luchtafvoer laten lopen? Nee.
2.9.
De getuigen die [eiseres] heeft laten horen ([naam 5], [naam 7], [naam 6] en [naam 8]) hebben allen verklaard niet gezien te hebben hoe de schoonmaakwerkzaamheden op 14 januari 2021 zijn uitgevoerd. Ook de (oud-) medewerkers die een schriftelijke verklaring hebben afgelegd, hebben niet gezien op welke wijze de schoonmaakwerkzaamheden op 14 januari 2021 zijn uitgevoerd. Geen van deze verklaringen kan derhalve bijdragen aan het positieve bewijs dat medewerkers van [gedaagde] water in de luchtafvoer hebben laten lopen. Ook uit de video-opname waarop te zien zou zijn dat bij het omhoog houden van de waterslang nog voldoende druk op de slang staat om water in de luchtafvoer van de WKK-ruimte te (kunnen) spuiten, volgt misschien wel dat deze mogelijkheid bestaat, maar niet dat medewerkers van [gedaagde] ook daadwerkelijk op 14 januari 2021 water in de luchtafvoer hebben laten lopen.
2.10.
Hiertegenover staan de getuigenverklaringen van [naam 10] en [naam 12] die de schoonmaakwerkzaamheden hebben uitgevoerd. Op de vraag of hij water in de luchtafvoer heeft laten lopen, heeft [naam 10] ontkennend geantwoord en verklaard dat dat onmogelijk is omdat de afstand tussen de slang en luchtafvoer te groot is. De waterslang die hij gebruikt heeft was niet zo lang. Hij weet niet precies meer hoe hard het water uit de slang liep, maar de slang kon nog wel gewoon in de goot blijven liggen. Ook [naam 12] heeft op dezelfde vraag geantwoord dat de afstand tussen de waterslang en luchtafvoer veel te groot was om water in de luchtafvoer te laten lopen. De waterslang lag ongeveer halverwege de goot en niet in de buurt van de WKK-installatie, zo heeft hij verklaard.
2.11.
[naam 10] en [naam 12] hebben met hun getuigenverklaringen de vragen over de gang van zaken rondom de reparatie van het gat in het dak van de kas (zie randnummer 2.14 van het tussenvonnis van 21 september 2022) niet weggenomen. Met name de verklaring van [naam 10] dat er geen water meer in de goot stond op het moment waarop een gat in het dak van de kas geconstateerd werd, roept de vraag op waarom juist op dat moment een noodreparatie uitgevoerd moest worden. Maar deze vragen doen echter niet in dusdanige mate afbreuk aan de in 2.10 genoemde verklaringen van [naam 10] en [naam 12], dat aan deze verklaringen geen bewijswaarde kan worden toegekend. Bovendien, zoals overwogen in 2.9, ontbreekt positief bewijs dat [naam 10] en/of [naam 12] bij het uitvoeren van de schoonmaakwerkzaamheden water in de luchtafvoer van de WKK-installatie gespoten heeft/hebben.
2.12.
Uit het voorgaande volgt dat [eiseres] ook niet geslaagd is in de onder (ii) aan haar verleende bewijsopdracht.
Conclusie: de vordering wordt afgewezen
2.13.
Nu [eiseres] niet geslaagd is in de bewijsopdrachten, is niet bewezen dat [gedaagde] bij de uitvoering van de schoonmaakwerkzaamheden tekort geschoten is. De vordering wordt afgewezen.
2.14.
[eiseres] wordt, als in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde]. Deze worden begroot op een bedrag van:
Griffierecht: € 1.666
Advocaatkosten: € 13.652 (gebaseerd op vier punten á € 3.413 (tarief VII))
-----------
Totaal: € 15.318
2.15.
Ook de nakosten die na deze uitspraak gemaakt worden, vallen onder de proceskostenveroordeling. De nakosten zijn bepaald op € 173 en worden verhoogd met
€ 90 in geval van betekening. De wettelijke rente over proceskostenveroordeling wordt toegewezen zoals gevorderd.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 15.318, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling; en
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.2. genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.