In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een loongerelateerde WGA-uitkering door het UWV. Eiseres, die als schoonmaakmedewerker werkte, had zich op 24 juni 2019 ziekgemeld en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet. Het UWV had haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen, met de vaststelling dat haar arbeidsongeschiktheid op 0% was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, maar het UWV handhaafde zijn besluit.
De rechtbank heeft de medische situatie van eiseres op 21 juni 2021 beoordeeld, de datum waarop het UWV zijn beslissing nam. Eiseres voerde aan dat het UWV haar medische problematiek had onderschat en dat zij meer beperkingen had dan het UWV had aangenomen. De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de verzekeringsarts B&B alle relevante klachten had meegenomen in zijn beoordeling. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve medische onderbouwing was voor verdergaande beperkingen en dat eiseres in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht had op de gevraagde WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de proceskosten niet vergoed zouden worden, aangezien eiseres in het ongelijk was gesteld.