ECLI:NL:RBDHA:2023:6956
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van ten onrechte uitgekeerde WW-uitkering door het UWV
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de terugvordering van ten onrechte uitgekeerde bedragen. Eiseres ontving sinds 1 oktober 2020 een WW-uitkering, maar meldde zich ziek op 24 november 2020. Het UWV heeft haar per 23 februari 2021 een ZW-uitkering toegekend, maar eiseres ontving in die periode ten onrechte zowel een WW- als een ZW-uitkering. Het UWV heeft eiseres in totaal € 3.448,56 (netto) laten terugbetalen, met de waarschuwing dat bij niet tijdige betaling het bedrag zou worden verhoogd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, maar het UWV heeft het bestreden besluit gehandhaafd.
De rechtbank heeft de zaak op 28 maart 2023 behandeld. Eiseres stelde dat zij niet had kunnen weten dat zij te veel uitkering ontving, maar de rechtbank oordeelde dat het voor eiseres redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat zij meer uitkering ontving dan waar zij recht op had. De rechtbank oordeelde dat het UWV wettelijk verplicht is om ten onrechte uitgekeerde bedragen terug te vorderen, ook als dit het gevolg is van een fout van het UWV, tenzij de verzekerde niet redelijkerwijs had kunnen weten dat er sprake was van een te hoge uitkering.
De rechtbank concludeerde dat eiseres niet onder de specifieke groep uitkeringsgerechtigden valt waarvoor het UWV afziet van terugvordering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 mei 2023.