Beoordeling door de rechtbank
Wat aan de procedure vooraf ging
1. Eiser heeft zich vanuit de WWziekgemeld op 16 juni 2021. Bij besluit van 19 augustus 2021 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij een ZW-uitkering krijgt vanaf 5 juli 2021 in de vorm van een voorschot, totdat definitief is besloten over het recht op een ZW-uitkering. Op 17 augustus 2021 heeft eiser het spreekuur bezocht van de arts, werkzaam bij verweerder. Aan het eind van het spreekuur heeft de arts eiser meegedeeld dat hij per 17 augustus 2021 geschikt is verklaard voor zijn arbeid. De bevindingen staan in het rapport van de arts van 5 september 2021. Bij, niet aangetekend verzonden, besluit van 26 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij vanaf 17 augustus 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Bij besluit van 16 september 2021 (het toekenningsbesluit) heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij vanaf 5 juli 2021 een ZW-uitkering krijgt naar aanleiding van zijn ziekmelding per 16 juni 2021. Verweerder heeft het primaire besluit nogmaals verzonden aan eiser nadat een medewerker van de gemeente Den Haag ([naam]) heeft gebeld naar het KCCop 18 oktober 2021. Eiser heeft het primaire besluit op 27 oktober 2021 ontvangen. Op 22 november 2021 heeft verweerder eisers bezwaarschrift, gedateerd 18 november 2021, ontvangen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiser heeft op 17 augustus 2021 van de arts gehoord dat hij per die datum weer werk kon verrichten. Verder bleek dat eiser op 17 oktober 2021 (lees: 18 oktober 2021) via een medewerkster van de gemeente heeft gehoord dat er een beëindigings-beslissing naar hem is verzonden. Dit betekent dat hij al geruime tijd op de hoogte was van de beëindigings-beslissing over de ZW-uitkering voordat hij daartegen in bezwaar ging, aldus verweerder.
3. Eiser heeft aangevoerd dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hij is door de communicatie van verweerder in deze zaak volledig op het verkeerde been gezet. Hij was steeds in de veronderstelling dat hij doorlopend recht had op een ZW-uitkering. Pas op 15 november 2021 werd hem telefonisch door verweerder duidelijk gemaakt dat daar geen sprake van was.
4. Nu eiser stelt dat hij het primaire besluit pas op 27 oktober 2021 heeft ontvangen en verweerder de eerdere verzending van het primaire besluit niet aannemelijk heeft gemaakt, is daarmee gegeven dat de bezwaartermijn is aangevangen op 28 oktober 2021. Gelet op artikel 75k ZW bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in dit geval twee weken. Dit betekent dat de bezwaartermijn eindigde op 10 november 2021. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiser dus te laat ontvangen.
5. In artikel 6:11 Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift, een niet-ontvankelijkverklaring daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In dat geval is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
6. Ten aanzien van het bezwaar van eiser is sprake van zo’n verschoonbare termijnoverschrijding. Bij het toekenningsbesluit van 16 september 2021 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij ziek is sinds 16 juni 2021, dat zijn WW-uitkering per 5 juli 2021 is beëindigd en dat hij vanaf 5 juli 2021 ZW-uitkering krijgt. Gelet op dit besluit, dat kwam na het bezoek aan de arts en het primaire (beeïndigings)besluit, is de veronderstelling van eiser dat hij ook na 17 augustus 2021 nog recht had op een ZW-uitkering gerechtvaardigd. In het toekenningsbesluit van 16 september 2021 stond ook geen beëindigingsdatum van de ZW-uitkering vermeld, enkel de toekenningsdatum. Verder heeft verweerder in het besluit niet toegelicht dat dit een definitieve toekenning betreft na de voorlopige toekenning bij besluit van 19 augustus 2021 (en enkel ziet op het verstrekte voorschot). Daarbij komt dat eiser op 16 september 2021 nog niet het primaire besluit had ontvangen.
7. Verder oordeelt de rechtbank dat het aannemelijk is, gelet op de contactmomenten van de neef van eiser met het KCC op 1 november 2021, 12 november 2021 en 15 november 2021 en hetgeen daarover is vermeld in het KCC-overzicht, dat het voor eiser vóór 15 november 2021 niet duidelijk was dat zijn ZW-uitkering was beëindigd op 17 augustus 2021. Op 1 november 2021 is in het KCC overzicht vermeld:
“Vraag: Wat is de status van mijn aanvraag voor een Ziektewet-uitkering?”Vervolgens blijkt uit het antwoord niet wat precies is besproken met de neef van eiser, enkel dat de vraag is beantwoord.
Op 12 november 2021 is in het KCC overzicht vermeld:
“Vraag: Wat moet ik doen als ik beter ben verklaard door de verzekeringsarts maar nog ziek ben? Meneer Yildiz (de neef van de klant) belt namens zijn oom wegens taalbarriere. Meneer Yildiz is beter verklaard door Verzekeringsarts per 17 augustus, maar volgens zijn neef is hij nooit daadwerkelijk hersteld. Ze waren in de veronderstelling dat meneer nog wel ziekgemeld stond wat dus niet het geval is. Graag wil hij nog eens spreken met de arts om de situatie door te nemen. Verzoek om te bellen aanstaande maandag 15 november vanaf 11:00.”
Op 15 november 2021 staat vervolgens vermeld:
“Antwoord: Neef van blh gesproken en doorgegeven dat hij kan proberen alsnog bezwaar in t dienen. Wij kunnen niets doen. Blh heeft geen rechten meer op de WW en ziektewet.”
9. Eiser heeft nog betoogd dat tegen hem is gezegd dat hij kon uit gaan van de laatste beslissing (het toekenningsbesluit van 16 september 2021) en dat hij dus nog recht had op ZW-uitkering. Toen betaling van de uitkering uitbleef heeft zijn neef contact opgenomen met verweerder. Hoewel niet in het KCC overzicht staat dat op enig moment tegen de neef van eiser is gezegd dat de ‘laatste beslissing’ geldt, zoals eiser stelt, sluit de rechtbank ook niet uit dat dit is gezegd, omdat het immers voor de hand ligt uit te gaan van het laatste besluit.
10. De rechtbank volgt verweerders standpunt niet dat het eiser duidelijk had moeten zijn na 18 oktober 2021 dat hij geen recht meer heeft op een ZW-uitkering vanaf 17 augustus 2021. Blijkens het KCC overzicht heeft [naam] namens eiser gebeld naar het KCC op 18 oktober 2021. Er is gevraagd naar de medische beslissing met betrekking tot de ZW-uitkering van eiser omdat eiser nooit het primaire besluit heeft ontvangen. Afgesproken is dat een kopie opgestuurd zal worden. In het KCC overzicht is het volgende vermeld:
“Vraag: kunt u mij een toelichting geven op de beslissing die ik heb ontvangen? Toelichting: Klant heeft een beslissing ontvangen dat hij AG is per 17/8. Op 16/9 heeft klant schrijven gehad dat de ZW uitkering voor dezelfde periode weer wordt toegekend. Geen vermelding van de einddatum van 16/8. Klant heeft op 15 oktober ook een betaling gehad van augustus. Klant vraagt nu naar de betaling van september. Hoe zit het nu met de ZW uitkering wil klant weten. Klant begrijpt geen NL of EN. Klant wordt ondersteund door mevrouw [naam] van de gemeente en wil graag worden teruggebeld. Graag terugbellen bij voorkeur morgen 19 oktober tussen 1 en 2 en 2. Alvast bedankt.”
Daarna is er telefonisch contact geweest tussen [naam] en een medewerker van verweerder op 19 oktober 2021 en staat er in het KCC overzicht vermeld bij de interne opmerkingen dat alles is besproken met [naam]. Vervolgens heeft eiser op 27 oktober 2021 het primaire besluit ontvangen. In het dossier zijn geen aanknopingspunten te vinden waaruit blijkt dat [naam] op of na 18 oktober 2021 op enig moment contact heeft opgenomen met eiser en aan eiser duidelijk heeft gemaakt dat zijn ZW-uitkering is beëindigd per 17 augustus 2021. In het KCC-overzicht staat enkel dat alles is besproken met [naam]. Wat precies is besproken op 19 oktober 2021 en of voldoende duidelijk is gemaakt aan [naam] hoe de beslissing van 16 september 2021 gelezen moet worden in relatie tot het primaire besluit, blijkt niet uit het KCC overzicht. Verweerder heeft slechts aangenomen dat [naam] eiser op de hoogte heeft gebracht van de beëindiging van de ZW-uitkering. Dit blijkt echter niet uit de stukken. Uit de stukken blijkt verder ook niet dat eiser dit heeft verklaard in bezwaar of tijdens de hoorzitting. Ook in beroep heeft eiser niet verklaard dat hij uitleg heeft gehad van [naam] op of na 18 oktober 2021.