ECLI:NL:RBDHA:2023:6972

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
NL22.26156
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser met betrekking tot seksuele gerichtheid en psychische klachten, motiveringsgebrek en zorgvuldigheidsgebrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Ugandees, heeft een asielaanvraag ingediend op basis van zijn homoseksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende vervolging in zijn thuisland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag in een eerder besluit afgewezen, wat heeft geleid tot een beroepsprocedure. De rechtbank heeft de zaak eerder behandeld en geconstateerd dat er zorgvuldigheidsgebreken waren in de eerdere besluiten van de staatssecretaris.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser psychische klachten heeft, waaronder een posttraumatische stressstoornis, die zijn vermogen om coherent te verklaren beïnvloeden. Ondanks deze klachten heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom van eiser meer verwacht mocht worden in zijn verklaringen over zijn seksuele gerichtheid. Daarnaast heeft eiser verzocht om gehoord te worden door een vrouwelijke hoormedewerker, maar dit verzoek is niet ingewilligd, wat de rechtbank als onvoldoende zorgvuldig heeft beoordeeld.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26156

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

ProcesverloopBij besluit van 5 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.A. Fawzy. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Ugandese nationaliteit te hebben.
2. Op 28 juni 2018 heeft eiser een asielaanvraag ingediend in Nederland. Aan deze aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij een homoseksuele gerichtheid heeft. In 2018 is hij door vrienden betrapt tijdens seks met zijn toenmalige vriend. Eiser is daarna mishandeld en gearresteerd. Hij werd vrijgelaten nadat de broer van zijn vriend de politie had betaald. De inwoners van zijn dorp en zijn familie willen eiser doden vanwege zijn homoseksuele gerichtheid. Verder vreest eiser voor problemen met de mensensmokkelaars die hem naar Europa hebben gebracht.
3. Bij besluit van 16 november 2018 heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. [1] Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft bij tussenuitspraak van 15 januari 2019 de behandeling van het beroep voor de duur van maximaal tien maanden aangehouden in afwachting van de uitkomsten van een onderzoek van iMMO. [2] De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de meervoudige kamer. Bij tussenuitspraak van 11 augustus 2020 heeft de meervoudige kamer een zorgvuldigheidsgebrek geconstateerd in het besluit van 16 november 2018 en verweerder in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen. Bij tussenuitspraak van 9 maart 2021 heeft de meervoudige kamer geoordeeld dat verweerder niet heeft voldaan aan de tussenuitspraak van 11 augustus 2020 en verweerder in de gelegenheid gesteld om dit alsnog te doen. Op 12 april 2021 heeft verweerder het besluit van 16 november 2018 ingetrokken.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder wederom de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De seksuele geaardheid van eiser en de daaruit voortvloeiende problemen heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Ook de problemen met de mensensmokkelaars heeft verweerder niet geloofwaardig geacht.
5. Op wat eiser daartegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. De rechtbank stelt vast dat iMMO op 10 juli 2019 een forensisch medisch onderzoek heeft verricht. Door iMMO is onder meer geconcludeerd dat bij eiser sprake is van psychische problematiek, waaronder een posttraumatische stressstoornis, en dat deze problematiek beperkingen geeft die ten tijde van de gehoren zeker hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren. Na intrekking van het besluit van 16 november 2018 en voorafgaand aan het bestreden besluit heeft MediFirst meerdere malen een medisch advies uitgebracht. Op 15 augustus 2021 en 3 november 2021 heeft de arts van MediFirst geconcludeerd dat eiser (nog) niet kan worden gehoord, omdat hij een psychische aandoening heeft en sprake is van beperkingen op het gebied van het onder woorden brengen van het asielrelaas. Op 9 maart 2023 heeft MediFirst een advies uitgebracht waarin is geconcludeerd dat eiser wel kan worden gehoord, maar dat er beperkingen zijn voor het horen als gevolg van psychische klachten waarmee rekening dient te worden gehouden. Daarbij is onder meer geadviseerd om rekening te houden met de moeite die eiser heeft om te praten over emotioneel beladen gebeurtenissen, hem ondersteunend te benaderen en eenvoudige vragen te stellen en dat eiser er mogelijk bij is gebaat om een vertrouwenspersoon mee te nemen naar het gehoor.
7. De rechtbank is met eiser van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom, ondanks de psychische klachten van eiser, meer van eiser had mogen worden verwacht met betrekking tot zijn verklaringen over zijn seksuele geaardheid. In het voornemen heeft verweerder overwogen dat hoewel er uit het medisch advies is gebleken dat sprake is van beperkingen als gevolg van psychische klachten wel van eiser mag worden verwacht dat hij inzicht kan geven in zijn persoonlijke gedachten en gevoelens over zijn seksuele gerichtheid. Hiermee is verweerder echter onvoldoende ingegaan op de betekenis van de psychische klachten van eiser voor zijn verklaringen over zijn persoonlijke gedachten en gevoelens en wat gelet daarop van zijn verklaringen hierover mag worden verwacht.
8. Daarbij komt dat eiser aan het einde van het nader gehoor op 20 april 2022 heeft verzocht om in het vervolg gehoord te worden door een vrouw, maar bij voortzetting van het nader gehoor op 16 juni 2022 wederom door een mannelijke hoormedewerker is gehoord. Bij aanvang van het gehoor op 16 juni 2022 heeft eiser nogmaals verklaard dat hij heeft verzocht om een vrouwelijke hoormedewerker, waarop aan hem is meegedeeld dat die dag geen vrouwelijke hoormedewerker beschikbaar was. De rechtbank acht deze handelswijze onvoldoende zorgvuldig, mede gelet op het voorgaande en de toelichting van eiser ter zitting dat zijn verzoek om een vrouwelijke medewerker was ingegeven door zijn negatieve ervaringen met mannen. De enkele overweging van verweerder dat eiser geen gewag heeft gemaakt van de setting die niet prettig zou zijn, leidt niet tot een andere conclusie.
9. Gelet op het bovenstaande kleeft aan het bestreden besluit een zorgvuldigheid- en motiveringsgebrek.
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. [3] De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zestien weken.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674 (
duizendzeshonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zaaknummer NL18.22127.
3.Algemene wet bestuursrecht.