In deze zaak hebben verzoekers beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun aanvragen voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van nareis, ingediend op 6 mei 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft in een verweerschrift van 3 januari 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten tot een bedrag van €418,50. Op 15 februari 2023 heeft de verweerder de ambassade in Beiroet gemachtigd om aan verzoekers een mvv te verlenen. Hierop hebben verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. Aangezien de verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvragen heeft beslist en deze aanvragen hangende het beroep heeft ingewilligd, is de rechtbank van oordeel dat de verweerder geheel aan het beroep van verzoekers tegemoet is gekomen.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoekers als kennelijk gegrond toegewezen en de verweerder veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op €418,50. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op 10 mei 2023.