ECLI:NL:RBDHA:2023:6981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
NL23.6453
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, ingediend op 16 februari 2022. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen 90 dagen op de aanvraag moet beslissen. De beslistermijn is door de staatssecretaris verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste beslisdatum op 17 augustus 2022 viel. Aangezien er geen besluit is genomen, is de termijn verstreken.

Eiser heeft de staatssecretaris op 9 februari 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 2 maart 2023 het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in gebreke is gebleven en dat er bijzondere omstandigheden zijn, zoals het voornemen van de staatssecretaris om een DNA-onderzoek op te starten. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen zestien weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de staatssecretaris op om het door eiser betaalde griffierecht van € 184 te vergoeden. De proceskosten worden vastgesteld op € 418,50, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' toepast, aangezien het beroep enkel betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.6453

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Noslin).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag
voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis van 16 februari 2022.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. De aanvraag ten behoeven van eiser is op 16 februari 2022. Verweerder moet op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen 90 dagen beslissen op de aanvraag. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd met drie maanden. Verweerder had dus uiterlijk op 17 augustus 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiser heeft verweerder op 9 februari 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 2 maart 2023 is het beroep wegens niet-tijdig beslissen ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het
beroep twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend. Het beroep is kennelijk
gegrond.
3. Indien verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel
8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen het
bestuursorgaan een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de
naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het
derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
4. Verweerder heeft in het verweerschrift aangevoerd dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Voorts heeft verweerder aangekondigd dat hij voornemens is een DNA-onderzoek op te starten. Verweerder verzoekt dan ook om een termijn van zestien weken op te leggen.
5. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 17 maart 2023. [1] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen.
6. Om te bepalen welke termijn verweerder moet worden gegund om alsnog tot een
besluit te komen, wordt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020 [2] als uitgangspunt genomen. In deze uitspraak is geoordeeld dat de te bepalen nadere beslistermijn niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort mag zijn.
7. In het geval van eiser heeft verweerder vastgesteld dat nader onderzoek in de vorm van een DNA-onderzoek nodig is. In dergelijke gevallen bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen zestien weken na de dag na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
8. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid van de Awb bepaalt de rechtbank dat
verweerder een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden. Daarbij geldt een maximum van € 7.500.
9. Omdat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden.
10. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder
te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van
het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende
rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het
beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien
het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van eisers;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 184
(honderdvierentachtig euro) moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.