ECLI:NL:RBDHA:2023:6982

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
NL23.7029
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis

Op 18 juli 2022 heeft eiseres, van Syrische nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 8 augustus 2022 een ontvangstbevestiging gestuurd, waarin werd aangegeven dat de beslistermijn zes maanden bedraagt vanwege nader onderzoek. Eiseres heeft de staatssecretaris op 10 februari 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen en heeft op 8 maart 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit.

De rechtbank heeft op 12 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet aanwezig waren, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de (verlengde) beslistermijn is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank sluit zich aan bij eerdere overwegingen van de meervoudige kamer van deze rechtbank, die op 17 maart 2023 heeft geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn in dergelijke gevallen sprake is van een bijzonder geval. De staatssecretaris heeft aangegeven dat het dossier nog niet compleet is en dat hij binnen twintig weken na de uitspraak een beslissing zal nemen.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen twintig weken een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Tevens is een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de proceskosten van eiseres op € 418,50. De staatssecretaris moet ook het griffierecht van € 184,- vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7029

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, staatssecretaris

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Inleiding

1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam referent] (referent) in het kader van nareis. De aanvraag is gedateerd 18 juli 2022. Op 8 augustus 2022 is namens de staatssecretaris een ontvangstbevestiging verstuurd, met de mededeling dat de beslistermijn zes maanden bedraagt omdat nader onderzoek nodig is.
1.1.
Bij brief van 10 februari 2023 heeft eiseres de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 8 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiseres heeft een inhoudelijke reactie gegeven op het verweerschrift. De staatssecretaris heeft een aanvullend verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 12 mei 2023. Eiseres en haar gemachtigde zijn met kennisgeving vooraf niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. De staatssecretaris moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen. Dit staat in artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris heeft deze termijn met zes maanden verlengd omdat voor het nemen van een besluit nader onderzoek nodig is. De rechtbank stelt vast dat deze (verlengde) termijn is verstreken, dat eiseres de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
5. Het beroep is daarom gegrond.
6. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft bij uitspraak van 17 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:3590) geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d van de Awb en tevens overwegingen gewijd aan het bepalen van een nadere termijn voor het alsnog beslissen op dergelijke aanvragen De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel, neemt de overwegingen uit voornoemde uitspraak over en ziet geen aanleiding om daar in deze zaak anders over te oordelen.
7. De staatssecretaris heeft in het verweerschrift uiteengezet dat nog moet worden beoordeeld of er herstel verzuim geboden dient te worden en dat de staatssecretaris voornemens is in onderhavige zaak eiseres en/of referent uit te nodigen voor een gehoor. Hiermee rekening houdend, streeft de staatssecretaris ernaar om binnen twintig weken een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Deze termijn is als volgt opgebouwd: vier weken voor het bieden van herstel verzuim, twaalf weken voor nader onderzoek en vier weken voor het nemen van een besluit. Op de zitting heeft de staatssecretaris desgevraagd aangegeven dat nog moet worden beoordeeld of het dossier compleet is en of een herstel verzuim aan eiseres moet worden geboden. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat het dossier in de zaak van eiseres nog niet compleet is. De rechtbank bepaalt daarom dat de staatssecretaris binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend moet maken.
8. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
9. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eiseres heeft verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-.
10. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 0,5). Voor het toekennen van een proceskostenvergoeding voor het geven van een inhoudelijke reactie op het verweerschrift bestaat geen aanleiding. De reden daarvoor is dat de rechtbank de gemachtigde van eiseres niet heeft gevraagd om te repliceren als bedoeld in artikel 8:43, eerste lid, van de Awb. Daarnaast moet de staatssecretaris het griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de staatssecretaris op binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- stelt de hoogte van de door de staatssecretaris aan eiseres verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb vast op € 1.442,-;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50;
- bepaalt dat de staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag van bekendmaking.