In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 20 februari 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft in een verweerschrift van 29 november 2022 aangegeven bereid te zijn de proceskosten van verzoeker te vergoeden tot een bedrag van € 379,50. Op 3 januari 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. Aangezien verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag en deze aanvraag is ingewilligd, is verweerder geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft de kosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) zoals dat geldt in 2023, met inachtneming van de wegingsfactor ‘licht’ omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op 10 mei 2023.