Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde sub 1] te [plaats 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 juni 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord namens [gedaagde sub 2] met producties;
- het tussenvonnis van 22 februari 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord namens [gedaagde sub 1];
- de akte overlegging producties ten behoeve van de mondelinge behandeling namens [eiseres] met producties;
- de mondelinge behandeling van 2 mei 2023, waarbij zijn verschenen [eiseres] vergezeld van haar advocaat, [gedaagde sub 2] vergezeld van zijn advocaat en [gedaagde sub 1] vergezeld van zijn advocaat. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden en deze aantekeningen zijn in het griffiedossier gevoegd.
2.De beslissing
31 mei 2023voor uitlating door [eiseres] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
31 mei 2023in het geding moet brengen;
31 mei 2023waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
3.De beoordeling
- erflater uitte vergaande beschuldigingen aan het adres van [gedaagde sub 1] en [eiseres];
- [eiseres] heeft verklaringen overgelegd van bekenden van erflater die stelden dat erflater verward was en zich heel anders gedroeg in de periode dat hij zijn testament wijzigde;
- [gedaagde sub 2] heeft tijdens de zitting verteld dat erflater na het overlijden van moeder aan hem heeft verteld dat hij geen contact meer had met [eiseres] en [gedaagde sub 1] en dat ze alleen op zijn geld uit zouden zijn. Dit terwijl volgens [eiseres] aantoonbaar is dat zij na het overlijden van moeder contact heeft gehouden met erflater. Zo is ze in 2017 met hem naar [plaats 4] geweest. Ook [gedaagde sub 1] heeft verteld dat hij zeker tot de verhuizing van erflater naar het verzorgingstehuis [X] in 2018 mantelzorger is geweest en met regelmaat bij erflater was. [gedaagde sub 2] heeft bevestigd dat hij soms [gedaagde sub 1] belde om naar erflater te gaan kijken toen erflater nog thuis woonde, omdat [gedaagde sub 1] dichterbij woonde;
- er is een voorlopig deskundigenrapport van professor [A] van 25 oktober 2021 die heeft geadviseerd dat erflater als gevolg van zijn dementie in december 2018 niet in staat was zijn wil te bepalen;
- er is een rapport van 15 mei 2018 van een medisch specialist van de GGZ […] die erflater heeft onderzocht en die het volgende heeft geconcludeerd:
- “heden is sprake van vasculaire dementie:
Psychische as:
Cognitieve stoornissen bij vasculaire dementie
(…)
(…)
Forse achterdocht, wanen en confabuleren bij 1.
Diagnose dementie besproken; patiënt heeft moeite met de diagnose, schoondochter had deze uitslag verwacht.”
- er is een rapport van een sociaal geriater van 28 juni 2018 die erflater heeft onderzocht en die in haar rapport verwijst naar achterdocht en beschuldigingen naar kinderen met betrekking tot het stelen van geld en het verkopen van juwelen. De diagnose is: uitgebreide vasculaire neurocognitieve stoornis: zonder gedragsstoornissen;
- uit het dossier blijkt niet dat de notaris en de arts die de notaris had ingeschakeld het medische dossier van erflater kenden en dus op de hoogte waren van de diagnoses van de zomer van 2018;
- de sociaal geriater heeft geconstateerd dat geen sprake was van gedragsstoornissen waardoor het mogelijk is dat de notaris en de arts de waandenkbeelden niet hebben onderkend.