ECLI:NL:RBDHA:2023:7073

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
SGR 22/2860
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en beoordeling medische situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, die zich op 17 december 2018 ziekmeldde als receptioniste, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het UWV weigerde deze omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend. De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank heeft de medische situatie van eiseres beoordeeld aan de hand van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres op 5 april 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat de medische belastbaarheid van eiseres overtuigend is gemotiveerd en dat er geen reden is om aan de conclusies van de verzekeringsarts B&B te twijfelen. Eiseres heeft weliswaar psychische en lichamelijke klachten, maar deze zijn volgens de rechtbank niet van dien aard dat zij volledig arbeidsongeschikt is.

Eiseres heeft ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiseres krijgt geen gelijk en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2860

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. W.A. Timmer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 24 maart 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als receptioniste. Op 17 december 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg toegekend en vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 5 april 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 9 maart 2022 en de aanvullende rapportage van 15 maart 2022
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 oktober 2021
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 22 maart 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij is van mening dat er geen sprake is van benutbare mogelijkheden omdat er (aanwijzingen zijn dat er) sprake is van persoonlijk en sociaal disfunctioneren alsmede van wisselende belastbaarheid als gevolg van de aanvallen van de Familiaire Mediterrane Fever (FMF) én de migraineaanvallen. Ook stelt eiseres dat zij vanwege haar klachten dermate veel ziekteverzuim heeft dat van een werkgever niet verlangd kan worden een dergelijke werkneemster in dienst te nemen. Er is volgens eiseres sprake van excessief ziekteverzuim. Subsidiair zijn de beperkingen in de FML volgens eiseres onderschat. De psychische klachten en lichamelijke klachten zouden volgens eiseres aanleiding moeten zijn om de werktijden verder te beperken.
7. Ook heeft eiseres haar twijfels geuit over de berekening van het maatmanloon en de geschiktheid van de geduide functies.
8. Eiseres meent dat er voldoende aanwijzingen zijn om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts B&B. Eiseres verzoekt daarom de rechtbank in overweging te nemen een deskundige in te schakelen. Tevens verzoekt zij de rechtbank om schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn en vergoeding van de kosten van deze beroepschriftprocedure, alsmede de hiervoor gevoerde bezwaarprocedure.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 5 april 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 5 april 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is van oordeel dat de (verzekerings)artsen de medische belastbaarheid van eiseres op 5 april 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden hebben gemotiveerd.
12. Eiseres is van mening dat er geen sprake is van duurzaam benutbare mogelijkheden omdat er aanwijzingen zijn dat sprake is van persoonlijk en sociaal disfunctioneren alsmede van wisselende belastbaarheid als gevolg van de aanvallen van de FMF en migraine. Zij is namelijk geregeld beperkt in zelfzorg en heeft grote problemen met concentreren en herinneren. Ook stelt eiseres dat sprake is van excessief ziekteverzuim. Ter zitting stelt eiseres dat zij om de week een FMF-aanval heeft, die tot vier dagen duurt. Zij verwijst hierbij naar de brieven van de reumatoloog. Daarbij zal zij ook regelmatig uitvallen vanwege de chronische hoofdpijn en de urinewegontstekingen. Zij voldoet hierdoor aan de 25% ziekteverzuim zoals volgt uit de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep. Ter zitting stelt eiseres dat de motivering van de verzekeringsarts B&B om excessief ziekteverzuim niet aan te nemen niet deugdelijk is. Zij kan deze motivering niet volgen.
13. De verzekeringsarts B&B stelt in het rapport van 9 maart 2022 dat hij het oordeel van de primaire arts volgt. De primaire arts heeft in het rapport van 14 oktober 2021 besproken waarom er geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden zoals bedoeld in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Volgens de arts disfunctioneert eiseres niet op micro-, meso- en macroniveau ten gevolge van een ernstige psychische stoornis, is zij niet opgenomen in een instelling of ziekenhuis, is zij niet bedlegerig en is zij niet ADL-afhankelijk. De primaire arts heeft de belastbaarheid van eiseres daarom in kaart gebracht. De verzekeringsarts B&B voegt in de medische rapportage in beroep hier nog aan toe dat aandoeningen als FMF tot een verhoogd verzuimrisico leiden door tijdelijk toegenomen beperkingen. In de FML worden alleen de langdurige arbeidsbeperkingen weergegeven. Als er sprake is van sterk verhoogd (legitiem) verzuim kan op een gegeven moment besloten worden dat geen sprake meer is van duurzaam functioneren. Volgens de verzekeringsarts B&B is er geen reden om op voorhand hiervan uit te gaan. Dit wordt ondersteund in het rapport van 10 oktober 2022 van een verzekeringsarts B&B in het kader van de ZW- procedure. Die verzekeringsarts B&B stelt dat zowel de FMF als de migraine leiden tot aanvalsgewijs optredende klachten en tijdelijk toegenomen beperkingen, maar dit vormt volgens de verzekeringsarts B&B geen grond voor langdurige (volledige) arbeidsongeschiktheid. Uit de informatie van de behandelaars blijkt dat klachten komen en gaan en dat de klachten vaak al zijn verbeterd op het moment dat aanvullend onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts B&B stelt verder dat de aanvallen van FMF meestal een tot vier dagen duren en daarmee onder het kortdurend verzuim vallen. Op basis van de informatie van de behandelende sector is op voorhand niet een zodanig hoog verzuim te verwachten dat er geen duurzaam functioneren mogelijk is. De rechtbank kan dit volgen.
14. Eiseres stelt dat haar psychische klachten aanzienlijk zijn. Zij heeft onder meer regelmatig last van overmatig piekeren, spanning, continu zorgen maken en concentratieproblemen. Eiseres verwijst hierbij naar de brief van Denazorg van 11 februari 2022. Eiseres vindt het onbegrijpelijk waarom de verzekeringsarts B&B niet aansluit bij de angstklachten en dwangmatige controle. Eiseres is het niet eens met de stelling van de verzekeringsarts B&B dat al voldoende rekening is gehouden met de psychische klachten. Zij vindt de motivering niet deugdelijk. De rechtbank kan deze stelling van eiseres niet volgen. De rechtbank is van mening dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom er niet meer beperkingen zijn aangenomen vanwege de psychische klachten van eiseres. De verzekeringsarts B&B stelt in het rapport van 9 maart 2022 dat de primaire arts adequaat rekening heeft gehouden met een verhoogd spanningsniveau, de slaapproblemen en de verminderde psychische spankracht door angsten op de datum in geding. De verzekeringsarts B&B stelt dat eiseres angstklachten heeft ontwikkeld tijdens de zwangerschap van haar jongste zoontje, waardoor ze dwangmatig de controle over hem houdt en hem alleen heel kortdurend aan de zorg van bekenden toevertrouwt. Volgens de verzekeringsarts B&B is er geen reden om hier bij aan te sluiten omdat de angst daarmee bevestigd en bekrachtigd wordt en de ontwikkeling (naar de autonomie) van het kind wordt geschaad. Dat niet moet worden aangesloten bij haar overbeschermende gedrag blijkt volgens hem ook uit het beleid van PsyQ dat erop gericht was haar zoontje thuis te laten bij behandelafspraken. In de rapportage in beroep voegt de verzekeringsarts B&B hieraan toe dat de opeenvolgende behandelaars van PsyQ geen aanleiding zagen aan te sluiten bij haar vermijdingsgedrag en (ondanks haar ervaren klachten) van haar verwachtten dat ze haar kind thuis zou laten tijdens behandelafspraken. Eiseres heeft geen medische informatie ingediend die twijfel zaait over de motivering van de verzekeringsarts B&B. De stelling van eiseres dat cognitieve gedragstherapie van een geheel andere orde is dan een werksituatie maakt dit niet anders.
15. Eiseres stelt dat zij zich niet kan verenigen met de overwegingen van de verzekeringsarts B&B met betrekking tot de lichamelijke klachten. De motivering van de verzekeringsarts B&B is volgens eiseres niet concludent. Eiseres heeft inderdaad in het verleden met de diagnoses gewerkt, maar het zijn ingevolge het Schattingsbesluit niet de diagnoses die de beperkingen bepalen. Daarbij zijn de klachten die gepaard gaan met de gestelde diagnoses volgens eiseres toegenomen na de zwangerschap. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiseres naar het huisartsenjournaal waarin op 17 november 2021 is vermeld dat de reumatoloog aangeeft dat de FMF aanvallen frequenter zijn. Verder is volgens eiseres de stelling van de verzekeringsarts B&B, dat de klachten die eiseres heeft vanuit de FMF aspecifiek zijn omdat de kenmerkende koorts ontbreekt, niet juist. De koorts is volgens haar geregeld aanwezig en eiseres heeft van haar huisarts begrepen dat koorts geen voorwaarde is voor FMF. Daarbij gaat de reumatoloog uit van de diagnose FMF en stelt de huisarts in zijn brief aan het UWV dat eiseres bekend is met FMF en ondanks de profylaxe frequente invaliderende aanvallen heeft. Ter zitting stelt eiseres dat ook de stelling van de verzekeringsarts B&B dat amyloïdose ontbreekt onjuist is. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar de brief van de reumatoloog van 5 september 2022. Ook heeft eiseres ter zitting gesteld dat de stelling van de verzekeringsarts B&B dat sprake is van een functioneel component niet kan worden gevolgd. De specialisten twijfelen volgens eiseres niet aan de klachten, er is dus geen ondersteuning voor deze stelling van de verzekeringsarts B&B. Gelet op de regelmatige aanvallen van FMF alsmede migraine zou volgens eiseres een (verdergaande) beperking ten aanzien van staan, lopen, zitten, tillen, dragen, duwen, reiken, het maken van hoofdbewegingen etc. in de rede liggen. Verder heeft eiseres betoogd dat vanwege de – geobjectiveerde – blaasproblemen een toilet in de nabijheid aanwezig zou moeten zijn. Ook is het voor eiseres niet inzichtelijk waarom de volgens het UWV geobjectiveerde geringe afwijking aan de heupen (beperkte iliitis condensans) niet tot meer beperkingen zou kunnen leiden ten aanzien van staan, lopen, zitten en buigen.
16. De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. In het rapport van 9 maart 2022 stelt de verzekeringsarts B&B dat de lichamelijke klachten van eiseres grotendeels aspecifiek zijn. Ze is bekend met FMF, maar bij de aanvallen die ze rapporteert ontbreekt de kenmerkende koorts of is er sprake van een bijkomende infectie. Andere meer specifieke afwijkingen of complicaties van langdurige en/of ernstige FMF ontbreken. Ook bij de andere lichamelijke diagnoses worden de klachten vooral bepaald door een aspecifieke component volgens de verzekeringsarts B&B. De hoofdpijn is voornamelijk stress gerelateerde spierspanningshoofdpijn en hooguit deels migraine. In de medische rapportage in beroep voegt de verzekeringsarts B&B hieraan toe dat eiseres vanwege urineverlies zelf aangeschaft incontinentiemateriaal gebruikt, waardoor een toilet bezoek kan worden uitgesteld en een toilet in de directe nabijheid niet vereist is. Dat deze klachten niet zeer ernstig zijn kan worden afgeleid uit het feit dat geen incontinentieverpleegkundige is betrokken en geen vergoeding van incontinentiemateriaal door de ziektekostenverzekering plaatsvindt. Bovendien blijkt nergens uit de onderzoeksbevindingen of externe informatie dat ze door haar klachten in haar sociale functioneren belemmerd wordt. Zo rijdt ze bijvoorbeeld zelf met haar kinderen in de auto naar bestemmingen. Wat betreft de illiitis condensans stelt de verzekeringsarts B&B dat de beperkingen volgen uit de aard van de aandoening en de functiebeperkingen bij lichamelijk onderzoek. De primaire arts vond behalve verhoogde spierspanning geen relevante bewegingsbeperkingen of andere afwijkingen.
17. De ingediende informatie heeft onvoldoende twijfel gezaaid over het oordeel van de verzekeringsarts B&B. De rechtbank verwijst in dit kader ook naar het rapport van de verzekeringsarts B&B van 10 oktober 2022 in het kader van de ZW. Ter zitting heeft de gemachtigde van het UWV gezegd dat zij geen aanleiding zag om de verzekeringsarts B&B in het kader van de WIA te laten reageren op de overgelegde medische informatie. De rechtbank vat dit zo op, dat de reactie van de verzekeringsarts B&B in het kader van de ZW ook in het kader van de WIA van toepassing is, ook al gaat het om een andere datum in geding. In het rapport van 10 oktober 2022 reageert een verzekeringsarts B&B op de door eiseres in beroep ingebrachte medische informatie. De verzekeringsarts B&B stelt dat de diagnose FMF niet ter discussie staat en dit wordt bevestigd door de reumatoloog. Deze stelling en de medische informatie leiden echter niet tot het aannemen van aanvullende beperkingen. De rechtbank vindt deze toelichting voldoende. De diagnose amyloïdose was op de datum in geding niet bekend en is dan ook terecht niet meegenomen in de beoordeling.
18. Verder is eiseres van mening dat de psychische klachten en lichamelijk klachten aanleiding zouden moeten geven om de werktijden verder te beperken. De verzekeringsarts B&B stelt in de rapportage in beroep dat vanwege de slaapstoornissen een urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week is aangenomen. Volgens hem rechtvaardigt de aard en de ernst van haar aandoeningen geen sterkere urenbeperking; conform de standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’ zijn er geen gronden voor een (verdergaande) preventieve urenbeperking of urenbeperking op grond van verminderde beschikbaarheid door intensieve behandeling. De verzekeringsarts B&B heeft naar de mening van de rechtbank voldoende onderbouwd waarom een verdergaande urenbeperking niet wordt aangenomen.
19. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 5 april 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn vastgesteld. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiseres heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 15 oktober 2021 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als receptioniste, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en één reservefunctie opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 553020) Archiefmedewerker;
- ( SBC-code 111160) Textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel);
- ( SBC-code 315100) Administratief ondersteunend medewerker.
En de reservefunctie Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) met SBC-code 111180.
21. Eiseres stelt dat de functies, gelet op haar beroepsgronden, niet geschikt zijn. Ook is, gelet op de FML, de functie van Textielproductenmaker niet geschikt. In de functie moet – niet dagelijks – tijdens één werkuur vijf keer 10 kilo achtereen worden getild. Eiseres is in staat geacht 5 kilo te tillen met af en toe tot 10 kilo. Eiseres stelt dat vijf keer in een uur 10 kilo tillen te veel van haar vergt. Er is dan onvoldoende recuperatietijd. De arbeidsdeskundige B&B stelt in zijn rapportage in beroep dat er in de functie sprake is van incidentele piekbelasting, omdat slechts een enkele keer per maand dozen tot 10 kilo getild dienen te worden. Bovendien is volgens de arbeidsdeskundige B&B de frequentie op die incidentele dag ook laag, namelijk op een totale werkdag slechts vijf maal. Daarnaast past de frequentie van 'enkele keren per maand met maximaal vijf keer op een totale werkdag' ook binnen de aangegeven toelichting van 'af en toe'. Volgens de arbeidsdeskundige B&B is er dan ook geen sprake van een ontoelaatbare overschrijding. De rechtbank kan deze redenering volgen.
22. Ook is, gelet op de FML, de functie van Productiemedewerker industrie niet geschikt volgens eiseres. Deze functie is een reservefunctie en dus niet gebruikt voor de schatting. In deze functie is sprake van een interne opleiding van vier dagen in het Engels, terwijl eiseres geen Engels kan spreken, lezen en verstaan. Naar mening van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige voldoende aannemelijk gemaakt dat eiseres, gelet op haar opleidingsniveau, het Engelse vakjargon zich eigen kan maken en de functie dus geschikt is.
23. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De arbeidsdeskundige B&B heeft in het rapport voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
24. Verder stelt eiseres dat het UWV uitgaat van een onjuiste maatmanomvang. Eiseres had per 11 september 2018 een nieuw contract met minder uren omdat haar ouderschapsverlof werd geweigerd. Per 17 december 2018 is eiseres uitgevallen. Eiseres stelt dat de maatmanfunctie in principe wordt vastgesteld op de functie die betrokkene laatstelijk voordat zij arbeidsongeschikt werd uitoefende. Uitzonderingen op dit beginsel zijn blijkens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep mogelijk in die situaties waarin de maatmanarbeid geen correct beeld geeft van de oorspronkelijke verdiencapaciteit. Eiseres meent dat met het aannemen van de omvang van het laatste contract geen correct beeld gegeven wordt van de oorspronkelijke verdiencapaciteit. Eiseres is immers minder gaan werken vanwege weigering van het ouderschapsverlof, terwijl de werkgever dit niet had mogen weigeren.
25. De arbeidsdeskundige B&B stelt dat eiseres op 17 december 2018 is uitgevallen. De referteperiode zou dan zijn van 1 december 2017 tot 1 december 2018, mits dit op datum uitval geen realistisch beeld geeft van het daadwerkelijke arbeidspatroon of de arbeidsomvang in de maatgevende arbeid. Nadat de einddatum van de arbeidsovereenkomst van eiseres was bereikt, is eiseres per 11 september 2018 een nieuwe arbeidsovereenkomst aangegaan. In deze arbeidsovereenkomst is vastgelegd dat eiseres minder uren gaat werken. De arbeidsdeskundige B&B stelt dat dit de nieuwe arbeidsomvang is. Hij heeft de maanden december 2017 tot en met september 2018 van de referteperiode niet meegenomen in zijn berekening omdat op datum uitval eiseres juridisch niet meer op basis van de eerdere urenomvang in dienst was én ook niet meer in die urenomvang werkte. In zijn rapport in beroep voegt hij hier aan toe dat het feit dat eiseres per 11 september 2018 een nieuw arbeidscontract met minder werkuren heeft aanvaard, vanwege weigering van toekenning van ouderschapsverlof door de werkgever, los staat van het vaststellen van de referteperiode/maatmanomvang/maatmaninkomen. Het niet verlenen en/of weigeren van ouderschapsverlof door de werkgever is een arbeidsrechtelijke kwestie tussen werkgever en werknemer. Gelet op artikel 7a, tweede lid van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten kan de rechtbank deze redenering volgen.
26. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 5 april 2021 met de middelste van de drie geduide functies 66,53% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 33,47% arbeidsongeschikt is.
Verzoek schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
27. Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
28. Ter zitting is besproken dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank wijst daarom het verzoek af.

Conclusie en gevolgen

29. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 5 april 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
30. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek van eiseres om veroordeling tot vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn af.
Deze uitspraak is gedaan op 17 mei 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.