ECLI:NL:RBDHA:2023:7133

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
SG 22/5476
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke zaak betreffende kindgebonden budget

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser had een herzieningsverzoek ingediend voor het kindgebonden budget over de jaren 2018, 2019 en 2020, dat door de Belastingdienst op 6 april 2022 was afgewezen. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar aanvankelijk ongegrond werd verklaard, heeft de Belastingdienst op 8 november 2022 het eerdere besluit herzien en alsnog kindgebonden budget toegekend voor de jaren 2019 en 2020. Eiser heeft vervolgens zijn beroep gehandhaafd en verzocht om vergoeding van immateriële schade.

Tijdens de zitting op 28 februari 2023 is eiser niet verschenen, maar heeft hij zijn verzoek om schadevergoeding ingetrokken en aangegeven dat hij het griffierecht van € 50,- vergoed wilde zien. De Belastingdienst heeft op zitting aangegeven bereid te zijn om dit griffierecht te vergoeden. De rechtbank heeft overwogen dat door het intrekken van het beroep er geen uitspraak meer kon worden gedaan op het beroep zelf, maar dat de Belastingdienst op grond van de wet verplicht is om het griffierecht terug te betalen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek van eiser om vergoeding van proceskosten moest worden afgewezen, omdat de Belastingdienst al tegemoet was gekomen aan het verzoek van eiser.

De rechtbank heeft in haar beslissing het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen, met de verwachting dat de Belastingdienst het griffierecht op korte termijn zal vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5476

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2]).

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers herzieningsverzoek van het kindgebonden budget over 2018, 2019 en 2020 afgewezen.
Bij besluit 11 augustus 2022 heeft verweerder eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het besluit van 11 augustus 2022 beroep ingesteld.
Bij besluit van 8 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het besluit van 11 augustus 2022 herzien en eisers bezwaar alsnog gegrond verklaard. [1] Bij aparte besluiten van 11 november 2022 heeft verweerder eiser alsnog kindgebonden budget toegekend voor de jaren 2019 en 2020
Eiser heeft het beroep gehandhaafd en de rechtbank verzocht verweerder te veroordelen tot het betalen van een vergoeding voor zijn immateriële schade.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank kan een partij in de proceskosten veroordelen. [2] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
2. Eiser heeft bij brief van 21 februari 2023, ontvangen op 23 februari 2023, zijn verzoek om verweerder te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding ingetrokken. Hij heeft telefonisch aan de griffier kenbaar gemaakt dat hij hiermee zijn beroep intrekt, maar wel graag ziet dat verweerder het griffierecht ter hoogte van € 50,- vergoedt. Verweerder heeft op zitting kenbaar gemaakt hiertoe bereid te zijn.
3. Door het intrekken van het beroep, kan de rechtbank geen uitspraak meer doen op het beroep en verweerder dus ook niet meer veroordelen in het betalen van het griffierecht. [3] Dit levert echter geen probleem op, omdat verweerder op grond van de wet verplicht is eiser het griffierecht terug te betalen nu verweerder met het bestreden besluit tegemoet is gekomen aan eisers beroep. [4] Daar komt bij dat verweerder op zitting heeft beloofd het griffierecht aan eiser te zullen vergoeden. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verweerder dit op korte termijn zal doen.
4. Dit betekent dat de rechtbank eisers verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten moet afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst eisers verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) heeft het beroep van rechtswege betrekking op dit nieuwe besluit.
2.Zie de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb.
3.Als bedoeld in artikel 8:74 van de Awb.
4.Zie artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.