ECLI:NL:RBDHA:2023:7162

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
NL22.15149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek van verzoekster, die een voorlopige voorziening vroeg na de afwijzing van haar aanvraag tot wijziging van het doel van haar verblijfsvergunning. De aanvraag was op 28 maart 2021 ingediend, maar werd bij besluit van 12 juli 2021 afgewezen. Tevens werd de verblijfsvergunning van verzoekster, die was verleend voor verblijf als familie- of gezinslid, ingetrokken met ingang van 27 maart 2021. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard bij het bestreden besluit van 14 juli 2022. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld en verwezen naar een eerdere uitspraak van 26 januari 2023, waarin het beroep van verzoekster gegrond werd verklaard en het bestreden besluit werd vernietigd. Aangezien de eerdere uitspraak de basis vormde voor de huidige beslissing, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-.

De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier R. Ben Sellam, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15149

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoekster,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 juli 2021 (het primair besluit) is de aanvraag van verzoekster van 28 maart 2021 tot het wijzigen van het doel van haar verblijfsvergunning afgewezen. In datzelfde besluit heeft verweerder de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van verzoekster met als doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [Naam 2]’ ingetrokken met ingang van 27 maart 2021.
Bij besluit van 14 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van 26 januari 2023, zaaknummer NL22.15148, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Het beroep is gegrond verklaard en het bestreden besluit is vernietigd. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Verweerder wordt op na te melden wijze in de proceskosten veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,- (achthonderdzevenendertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.