Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], verzoekster
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag was gedaan met het oog op het verkrijgen van een mvv, maar de staatssecretaris heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn beslist. Op 3 april 2023 heeft de staatssecretaris de ambassade in Beiroet gemachtigd om aan verzoekster een mvv te verlenen. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken, maar verzocht om een veroordeling van de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist en verzoekster haar beroep heeft ingetrokken omdat aan haar verzoek is tegemoetgekomen, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris in de proceskosten moet worden veroordeeld.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster.