ECLI:NL:RBDHA:2023:7180

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
NL21.10191
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en psychische gesteldheid in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die de Nigeriaanse nationaliteit heeft. Eiser had op 15 november 2018 asiel aangevraagd en zijn aanvraag was op 21 juni 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Eiser stelde dat hij lid was van een beweging die door de Nigeriaanse autoriteiten als terroristisch wordt aangemerkt en dat hij vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 13 april 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische problematiek van eiser, die eerder was opgenomen in een psychiatrisch centrum. Eiser voerde aan dat het medisch advies van de FMMU niet adequaat was, omdat het geen melding maakte van zijn opname en medicatiegebruik. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet zonder meer op het FMMU-advies had mogen vertrouwen en had moeten onderzoeken wat de psychische klachten van eiser betekenden voor zijn verklaringsvermogen.

De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een zorgvuldigheidsgebrek en verklaarde het beroep gegrond. Het bestreden besluit werd vernietigd en de staatssecretaris werd opgedragen om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.674 werden vastgesteld. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.10191

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

ProcesverloopBij besluit van 21 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Idemudia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft op 15 november 2018 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hieraan heeft hij het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is lid van de [Groep] en deze beweging wordt door de Nigeriaanse autoriteiten aangemerkt als terroristische groepering. Daarnaast is eiser gedwongen ingewijd bij de cult [Groep 2] en willen de cults [Groep 3] en [Groep 4] dat eiser zich bij hen aansluit. Bij terugkeer vreest eiser gedood te worden.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder acht echter niet geloofwaardig dat eiser lid is van de [Groep] en problemen heeft vanwege het lidmaatschap van de [Groep]. Verder acht verweerder ook ongeloofwaardig dat eiser is aangesloten bij de [Groep 2] en problemen met deze groep heeft. Tot slot acht verweerder ook ongeloofwaardig dat eiser problemen heeft met de [Groep 3] en de [Groep 4].
4. Eiser voert tegen het bestreden besluit aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische problematiek van eiser. Eiser is gedurende zijn asielprocedure enige tijd opgenomen geweest in CTP Veldzicht [1] en verweerder was hiervan op de hoogte. Eiser voert daarnaast aan dat vraagtekens kunnen worden gezet bij de volledigheid en de kwaliteit van het medisch advies horen en beslissen van FMMU, omdat daarin niets staat over eisers opname in CTP Veldzicht en zijn medicatiegebruik. Eiser wijst in dit kader ook op een voortgangsrapportage van CTP Veldzicht, waaruit een ander beeld naar voren komt dan uit het medisch advies van FMMU. Eiser voert verder aan dat verweerder zijn relaas over zijn lidmaatschap van de [Groep], de problemen met de [Groep 2], [Groep 3] en [Groep 4] ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Ten aanzien van de problemen met de [Groep 3] voert eiser aan dat hij ook in Nederland door deze groep wordt bedreigd. In dit kader heeft eiser in beroep een melding van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers overgelegd, waaruit volgt dat hij in de opvang is bedreigd door een lid van [Groep 3].
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat eiser in januari 2021 enige tijd opgenomen is geweest in CTP Veldzicht. Uit de door eiser in beroep overgelegde voortgangsrapportage van CTP Veldzicht, dat betrekking heeft op de periode tussen 14 januari en 9 augustus 2021, volgt dat sprake is van onder meer psychotraumatische klachten. Ook blijkt uit deze rapportage dat eiser medicatie gebruikte. Op 27 februari 2021 is eiser onderzocht door een arts van FMMU. In het uitgebrachte advies door FMMU is geconcludeerd dat sprake is van beperkingen die relevant zijn voor het horen en of beslissen, namelijk dat eiser gestresst en emotioneel kan worden wanneer het gaat om zijn verleden. Daarnaast is opgemerkt dat eiser heeft aangegeven littekens te hebben aan zijn rechterbovenarm en rechterbeen. Vervolgens heeft op 13 maart 2021 het nader gehoor plaatsgevonden.
6. Het uitgangspunt is dat zowel verweerder als de bestuursrechter ervan mag uitgaan dat een overeenkomstig het Protocol Medisch Advies Horen en Beslissen opgesteld FMMU-advies voldoet aan de vanuit een oogpunt van vakkundigheid te stellen eisen en zorgvuldig tot stand is gekomen. [2] Uit vaste jurisprudentie volgt dat verweerder, indien hij bij zijn besluitvorming gebruik maakt van een advies van de FMMU, zich ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ervan moet vergewissen dat dat advies naar totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is.
7. Niet in geschil is dat het medisch advies van FMMU geen melding maakt van eisers opname in CTP Veldzicht in de maand voorafgaand aan het advies, de psychische problematiek van eiser evenals zijn medicatie. Ook is niet gebleken is deze informatie bekend was bij FMMU. Gelet hierop heeft verweerder niet zonder meer kunnen uitgaan van het FMMU-advies, maar had verweerder alvorens het nader gehoor af te nemen op 13 maart 2021 moeten onderzoeken wat de informatie over de opname van eiser in CTP Veldzicht en de psychische klachten van eiser - die volgen uit het feit dat eiser was opgenomen - betekenden voor het horen van eiser. Het lag op de weg van verweerder om FMMU daarover te raadplegen. Het door verweerder ingenomen standpunt dat uit het voortgangsrapport van CTP Veldzicht niet kan worden geconcludeerd dat eiser op de dag van het nader gehoor niet in staat was om te verklaren, acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank acht daarbij van belang dat de voortgangsrapportage van CTP Veldzicht niet is opgesteld ten behoeve van het vaststellen of eiser in staat is om te verklaren over zijn asielrelaas.
8. Gelet op het bovenstaande is sprake van een zorgvuldigheidsgebrek. Nu het beroep reeds hierom gegrond is, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
9. Het beroep wordt gegrond verklaard en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikelen 3:2 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zestien weken.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674 (
duizendzeshonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht.
2.Onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2084.