ECLI:NL:RBDHA:2023:7211
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- B. Fijnheer
- M.A.W.M. Engels
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot connexiteit en proceskosten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker, aangeduid als verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, niet in behandeling genomen op basis van het argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 7 februari 2023, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. B.A. Palm, en een tolk, M. Salem. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A. Hadfi-Kovacs. Tijdens de procedure trok verzoeker op 14 februari 2023 zijn beroep in met betrekking tot een andere zaak (NL23.1638), omdat aan zijn verzoek was voldaan. Hierdoor was er geen beroepsprocedure meer aan de gang, wat leidde tot de conclusie dat niet meer voldaan werd aan het connexiteitsvereiste.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk was, omdat er geen beroepsprocedure meer liep. Dit betekende dat de rechter niet kon ingaan op het verzoek van verzoeker om proceskostenvergoeding, aangezien dit verzoek niet was ingediend bij de intrekking van het beroep. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 20 april 2023, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.