ECLI:NL:RBDHA:2023:7213
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot verbod op overlevering aan België in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de eiser, verblijvende in een penitentiaire inrichting, de Staat der Nederlanden heeft aangeklaagd. De eiser vorderde dat de Staat hem zou verbieden om overgeleverd te worden aan België, zolang België niet zou garanderen dat hij in een instelling zou worden geplaatst die aan zijn noden is aangepast. De eiser had eerder al een Europees aanhoudingsbevel (EAB) ontvangen, dat door de Internationale Rechtshulpkamer (IRK) van de rechtbank Amsterdam op 3 mei 2023 was goedgekeurd. De IRK had vastgesteld dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de eiser niet voor toewijzing in aanmerking kwam. De rechtbank Amsterdam was volgens de wetgever de exclusieve instantie voor de behandeling van overleveringsverzoeken, en de eiser had zijn argumenten al voorgelegd aan de IRK. De voorzieningenrechter concludeerde dat het indienen van een kort geding met dezelfde argumenten als eerder bij de IRK, feitelijk neerkwam op een verkapt hoger beroep. De voorzieningenrechter kon alleen ingrijpen als de IRK een evidente juridische fout had gemaakt, wat niet het geval was. De voorzieningenrechter wees de vordering van de eiser af en bepaalde dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.