ECLI:NL:RBDHA:2023:7218

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
NL23.3323
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na terugkeer naar land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S.A.M. Fikken, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. van der Lubben, waarin zijn asielaanvraag in de verlengde procedure op 5 januari 2023 als ongegrond was afgewezen. Tijdens de zitting op 14 april 2023 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, omdat eiser op 28 maart 2023 met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) naar Ethiopië was teruggekeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn openstaande verblijfsrechtelijke procedures heeft beëindigd door middel van een ondertekende vertrekverklaring, waarin hij verklaarde Nederland vrijwillig te verlaten. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3323

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser v-nummer: [Nummer](gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder(gemachtigde: mr. M. van der Lubben).

Procesverloop

Bij besluit van 5 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Uit het bericht van 12 april 2023 volgt dat eiser en zijn gemachtigde niet ter zitting verschijnen omdat eiser op 28 maart 2023 met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) naar Ethiopië is teruggekeerd. De gemachtigde van eiser heeft voorts een e-mail van eiser overgelegd waaruit ditzelfde blijkt.
2. De rechtbank ziet zich gelet op het voorgaande voor de vraag gesteld of eiser nog belang heeft bij de beoordeling van het voorliggende beroep.
3. Verweerder heeft ter zitting een verklaring van 28 maart 2023 van de IOM overgelegd, met als bijlage een door eiser op 27 maart 2023 ondertekende vertrekverklaring. Met deze vertrekverklaring heeft eiser verklaard dat hij Nederland vrijwillig verlaat en dat zijn openstaande verblijfsrechtelijke procedures worden beëindigd.
4. Nu eiser blijkens de vertrekverklaring is vertrokken naar zijn land van herkomst en hij met die vertrekverklaring heeft verklaard dat zijn openstaande verblijfsrechtelijke procedures worden beëindigd, en dit niet door of namens hem is betwist, is de rechtbank van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.