ECLI:NL:RBDHA:2023:7227
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.F. Bethlehem
- N.M.L. van der Kammen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een vreemdelingenrechtelijke procedure. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 10 juni 2022 was afgewezen. Hiertegen had de verzoeker bezwaar gemaakt en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter overwoog dat een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de staatssecretaris al op het bezwaar had beslist, was er geen bezwaar meer aanhangig. Het verzoek om voorlopige voorziening werd daarom gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de bestuursrechter, zoals bepaald in artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb.
De voorzieningenrechter heeft in een andere zaak, met nummer AWB 22/5276, op dezelfde dag uitspraak gedaan op het beroep, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.