ECLI:NL:RBDHA:2023:7246
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bewaringszaak vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bewaringszaak. Verzoeker, een Pakistaanse nationaliteit hebbende, had op 12 mei 2023 een beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoeker verzocht om onmiddellijke opheffing van deze maatregel, stellende dat hij niet met onbekende bestemming was vertrokken en dat de maatregel in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De voorzieningenrechter overwoog dat de autoriteiten van Portugal op 22 november 2022 akkoord waren gegaan met de terugname van verzoeker, en dat verweerder tot 22 mei 2023 de tijd had om verzoeker daadwerkelijk aan Portugal over te dragen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een uitzonderlijk geval dat een onmiddellijke opheffing van de maatregel rechtvaardigde. De argumenten van verzoeker over eerdere geplande overdrachten werden niet overtuigend geacht, en de voorzieningenrechter concludeerde dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring.
Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.