ECLI:NL:RBDHA:2023:7268

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5020
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van nummeraanduiding op basis van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser, wonende op een adres in Den Haag, heeft beroep ingesteld tegen de intrekking van de nummeraanduiding van zijn nevenadres door de gemeente. De intrekking vond plaats met het primaire besluit van 2 juli 2021, waarna het bezwaar van de eiser ongegrond werd verklaard in het bestreden besluit van 7 juli 2022. De rechtbank heeft op 4 mei 2023 de zitting gehouden, waarbij de eiser niet aanwezig was, maar de gemeente werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de intrekking van de nummeraanduiding rechtmatig was. De Wet basisregistratie adressen en gebouwen (Wet Bag) definieert een verblijfsobject als een eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen toegang. De rechtbank heeft vastgesteld dat het pand van de eiser, dat bestaat uit meerdere etages, feitelijk één verblijfsobject is, omdat het ontsloten wordt door één eigen toegangsdeur. De eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat de huidige nummering de verhuurmogelijkheden van het pand onmogelijk maakt. De rechtbank concludeert dat de huidige woonsituatie niet rechtmatig is zonder een splitsingsvergunning en dat de intrekking van de nummeraanduiding dus terecht is.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5020

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: C.R. Kross).

Procesverloop

Met het besluit van 2 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het nevenadres [adres] met nummeraanduiding [nummer 2] ingetrokken.
Met het besluit van 7 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2023.
Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Met ingang van 1 januari 2010 is aan het pand [adres] [nummer 1] de nummeraanduiding [nummer 2] toegevoegd. Vanaf dat moment gold nummer 4 voor de eerste etage en nummer [nummer 2] voor de tweede etage en zolderetage. Bij een inspectie op 11 maart 2021 is geconstateerd dat het adres [adres] [nummer 1] bestaat uit één woning bestaande uit de eerste, tweede en zolderetage met een enkele toegangsdeur aan de straatzijde. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder de nummeraanduiding [nummer 2] mocht intrekken, omdat het zou gaan om één verblijfobject in de zin van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (Wet Bag).
Wat vindt verweerder?
2. Verweerder stelt dat op 22 augustus 1988 een bouwvergunning is verleend die ziet op het veranderen van de winkel met een 1ste en 2de etagewoning in winkel met bovenwoning en het vernieuwen van de berging. Uit de bij de vergunning behorende bouwtekeningen volgt dat vanaf dat moment de etagewoningen zijn samengevoegd tot één, boven de winkel gelegen, woning met een eigen toegangsdeur aan de straatzijde. Het inspectierapport van 11 maart 2021 bevestigt dat. Er is geen sprake van twee afzonderlijke verblijfsobjecten. Het betreft een woning met één toegangsdeur. Het feit dat de woning kamergewijs wordt verhuurd maakt dit niet anders, omdat een kamer geen zelfstandig verblijfsobject is.
Wat vindt eiser?
3. Eiser heeft met een aantal vrienden in 1981 de in vervallen staat verkerende winkel met woonhuis 4/4a van een huizenhandelaar overgenomen. Zij hebben de woning opgeknapt en zijn erin gaan wonen. Geleidelijk aan werden zij vervangen door andere huurders. Eiser heeft deze vrienden eind 1994 uitgekocht en verhuurt de woning sindsdien. De eerste verdieping wordt meestal verhuurd aan een jong stel en de tweede en derde etage wordt al langere tijd kamergewijs aan muziekstudenten verhuurd die de zolder als oefenruimte gebruiken.
Eisers beroep tegen de intrekking van het huisnummer [nummer 2] richt zich met name tegen het feit dat op grond van de huidige regelgeving het pand slechts aan twee van elkaar onafhankelijke huurders mag worden verhuurd. Dit maakt de exploitatie van het pand onmogelijk. Eiser wil dat de woning verhuurd kan blijven worden aan tenminste vier personen/huishoudens.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
In artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet Bag staat dat onder adres wordt verstaan: door het bevoegde gemeentelijke orgaan aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats toegekende benaming, bestaande uit een combinatie van de naam van een openbare ruimte, een nummeraanduiding en de naam van een woonplaats.
In artikel 1, aanhef en onder m, van de Wet Bag staat dat onder een verblijfsobject wordt verstaan: de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.
4.2.
Eiser betwist niet dat de bovenwoning in zijn geheel ontsloten wordt door één eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg. Verweerder heeft daarom terecht vastgesteld dat het gaat om één verblijfsobject waaraan één nummeraanduiding toekomt. Eiser heeft niet onderbouwd dat de exploitatie van het pand onmogelijk wordt doordat door de vernummering het pand aan niet meer dan twee van elkaar onafhankelijke huurders mag worden verhuurd.
Eiser heeft in zijn beroepschrift de voorgeschiedenis benadrukt. Deze voorgeschiedenis doet er echter niet aan af dat het gedeelte van het pand met thans nummer [nummer 2] niet voldoet aan de definitie van verblijfsobject in de zin van de Wet Bag.
Verweerder heeft onweersproken gesteld dat de huidige woonsituatie niet rechtmatig wordt door de huidige nummering in stand te laten. Eiser kan deze situatie uitsluitend bereiken met een splitsingsvergunning.
4.3.
Het beroep is ongegrond
4.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.