ECLI:NL:RBDHA:2023:7280
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 16 mei 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had eerder een verzoek ingediend om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig was toegewezen. Gelet op haar inkomen, werd dit verzoek definitief toegewezen, waardoor er geen griffierecht werd geheven.
Eiseres had haar mvv-aanvraag op 20 juli 2022 ingediend. De verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had binnen 90 dagen op deze aanvraag moeten beslissen, maar heeft de beslistermijn verlengd naar zes maanden. De rechtbank constateert dat de termijn is verstreken en dat eiseres op 21 januari 2023 rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is tijdig ingediend op 10 april 2023, waardoor het beroep kennelijk gegrond is.
Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen een redelijke termijn alsnog een besluit te nemen, met een rechterlijke dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken, en bepaalt dat hij een dwangsom van € 100 per dag verbeurt bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 418,50 aan eiseres.