ECLI:NL:RBDHA:2023:7281
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 16 mei 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft op 16 augustus 2022 haar aanvraag ingediend, en verweerder had uiterlijk op 16 januari 2023 een besluit moeten nemen. Eiseres heeft verweerder op 8 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 5 april 2023 beroep ingesteld, waarbij de rechtbank vaststelt dat het beroep tijdig is ingediend.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen, met een rechterlijke dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken, en bepaalt dat hij een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50. De rechtbank draagt verweerder ook op het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.